Beleidsplan 0-4
PEDAGOGISCH KLIMAAT
Om onze Pedagogische Visie in de praktijk goed te kunnen uitvoeren en te kunnen werken vanuit de 3 Basisbehoeften van het kind, dient aan een aantal voorwaarden voldaan te worden. Naast materiële zaken is het vooral van belang hoe wij omgaan met elkaar en de kinderen. Samen noemen we dat het Pedagogisch Klimaat. Grofweg is dat uit te splitsen in 4 pedagogische basisdoelen:
- Emotionele Veiligheid
- Persoonlijke Competentie
- Sociale Competentie
- Normen en Waarden
Hieronder geven wij een korte uitleg hoe wij aandacht hebben voor, of vorm geven aan iedere basisdoel.
Emotionele Veiligheid
Onder de emotionele veiligheid verstaan wij het gevoel bij het kind dat het zich veilig en vertrouwd voelt op de kinderdagopvang. Dat ze dus mee mogen doen, dat ze welkom zijn, dat ze bij een volwassene terecht kunnen als ze die (even) nodig hebben, hieronder valt dus mede de basisbehoefte “relatie”. Voor die relatie is het van belang dat de kinderen en ouders steeds met dezelfde leidsters te maken krijgen. Daarom werken wij met vaste leidsters op een groep en proberen we het aantal (verschillende) volwassenen waar het kind mee te maken krijgt tot een minimum te beperken. Het kind kan er op rekenen dat er altijd minimaal 1 bekende leidster aanwezig is. Kinderen krijgen zo de kans zich aan de leidsters te hechten, wat een veilige basis biedt om de omgeving te verkennen, bescherming of troost te zoeken als dat nodig is. Door elkaar beter te leren kennen, weten kind en leidster ook hoe gereageerd wordt op verschillende situaties en hoe ze daarop kunnen anticiperen. Een warme, vertrouwde relatie tussen kind en leidster wil zeggen dat het kind weet dat er goed voor hem of haar gezorgd wordt en hij of zij wordt gerespecteerd. Ook de basisbehoefte “autonomie”, de ruimte krijgen om zelf beslissingen te nemen, keuzes te maken, speelt een belangrijke rol bij emotionele veiligheid.
Baby’s zijn nog voornamelijk op leidsters gericht. Maar vanaf 2 jaar hebben de kinderen in de groep meer contact met elkaar dan met de leidsters. Voor alle kinderen blijven de leidsters de belangrijkste bron van veiligheid, zij zorgen voor een veilige basis waardoor de kinderen onbekommerd met elkaar kunnen spelen.
Hoe proberen wij de emotionele veiligheid bij kinderen te bevorderen?
- We werken met vaste leidsters op de groep, waarbij het kind en de ouders kunnen rekenen op minimaal 1 bekende leidster in de groep.
- We proberen de samenstelling van de groep zo min mogelijk te wijzigen, zodat kinderen meer kans hebben elkaar beter te leren kennen en vriendschappen op te bouwen.
- De kinderen spelen in een vaste ruimte, waar plaats is voor beweging, rust, samen en alleen spelen.
- Groepsleiding heeft extra oog voor kinderen die blijkbaar meer moeite hebben in het leggen van contacten met anderen.
- De kinderen accepteren zoals ze zijn en ons steeds in te leven in hun gedachten en gevoelens.
- Door de kinderen vaak bij naam te noemen, zodat ze elkaar kennen en gekend voelen.
- Aan te sluiten bij het ontwikkelingsniveau van de kinderen gezien hun leeftijd, kennis en vaardigheden. Zo zorgen wij ervoor dat bij een 1-jarige die in de periode van eenkennigheid is, altijd een bekende groepsleidster aanwezig is.
- Alert te zijn op emotionele signalen van kinderen en daarop te reageren. Een kind wat angstig reageert op het geluid van bijvoorbeeld een passerende motor wordt aan de hand genomen. Samen gaan we opzoek naar waar dat geluid vandaan kwam en gaan we het benoemen. Door samen te luisteren, te kijken en verklaren proberen we de angst te doorbreken.
- Huilen is bij baby’s een belangrijk signaal waar op gereageerd moet worden. Er wordt gekeken waar het signaal vandaan komt en of het voor de baby opgelost moet worden door de leidster. (Honger, ongemak, slaap, erbij willen zijn, etc.) Het is belangrijk dat de baby het vertrouwen krijgt dat de leidster in de buurt is als ze een signaal afgeven (bijvoorbeeld door huilen) en dat er op gereageerd wordt.
- Houdingen zoeken die de baby fijn vindt en op momenten dat ze wakker is deze houding regelmatig herhalen zodat daar vertrouwen in ontstaat.
- Bij baby’s eerst oogcontact te maken, ze aan te spreken voordat de leidster iets gaat doen.
- Baby’s regelmatig laten voelen dat je er bent, oogcontact en lichaamscontact door aanraken is heel belangrijk.
- Bij dreumesen en peuters ook eerst van dichtbij contact maken en uitleggen wat er gaat gebeuren.
- De verzorgingsmomenten zoals verschonen, naar het toilet gaan, eten / drinken, aan en uitkleden worden door de groepsleiding aangegrepen als extra momenten op de dag om even 1 op 1 te communiceren met het kind en het zo een gevoel van emotionele veiligheid te geven en daar samen plezier aan te beleven.
- (Groeps-) activiteiten aan te passen aan de behoefte van de groep of het individuele kind. Zo kan een drukke groep de behoefte aan lekker buiten spelen aangeven. Door in te spelen op de behoefte om even lekker te rennen, bewegen of een actief spel te ondernemen is er later weer tijd voor een rustigere activiteit.
- Als daar aanleiding voor is, de gevoelens van de kinderen onder woorden te brengen. Als een kind bijvoorbeeld verdrietig reageert als zijn speentje in het mandje opgeborgen wordt, benoemt de leidster het verdriet en maakt de afspraak met het kind dat ze het samen weer op gaan halen als hij gaat slapen.
- De kinderen te stimuleren met de gevoelens en gedachten van anderen rekening te houden.
- Emotioneel geladen onderwerpen in de kinderdagopvang niet uit de weg te gaan en te zorgen voor een open en eerlijke communicatie met de kinderen. Voorbeelden van emotioneel geladen onderwerpen kunnen zijn: het afscheid nemen, hoe laat papa of mama weer komt om ze op te halen, naar bed toe gaan (alleen in een kamertje gaan slapen), een kind wat niet mee mag spelen / delen met speelgoed, situaties uit de thuissituaties zoals een ziek familielid of overlijden.
- Te zorgen voor een vertrouwde en voorspelbare omgeving door te werken met een vast dagritme, gewoontes en rituelen bij dagelijks terugkerende activiteiten.
- Kinderen de ruimte te geven om dingen zelf te doen, en beschikbaar te zijn als daar hulp bij nodig is.
- Te zorgen voor een open communicatie tussen ouders en groepsleiding. Als wij zaken opmerken bij kinderen (bijvoorbeeld in de lichamelijke en / of sociaal-emotionele ontwikkeling) maken we dat bespreekbaar met de ouders. Dat kan bij het halen / brengen maar soms ook in een later contact.
Persoonlijke competentie
Bij persoonlijke competentie draait het erom dat het kind voor vol wordt aangezien. Het gaat daarbij om emotionele, motorische, zintuiglijke en cognitieve competenties. We willen kinderen laten ervaren wat ze kunnen door de activiteiten af te stemmen op hun leeftijd en mogelijkheden. Dat is bij een 0 jarig kind anders dan bij een 4 jarige. Het spelen is de natuurlijke weg om dingen te leren. Door met plezier te bewegen leren ze hun lijf, zichzelf en de andere kinderen kennen. Ze leggen contact met de andere kinderen, ervaren grenzen en bouwen een gevoel van eigenwaarde op. Ook het tegemoet komen aan de behoefte bij kinderen om dingen zelf te doen (autonomie) draagt bij aan de persoonlijke competentie; zelf omrollen, zelf je hoofd draaien en in de ruimte rondkijken, zelf je fles vasthouden, zelf je boterham smeren, zelf je handen wassen, zelf iets pakken of opruimen. Door met de kinderen samen te spelen kunnen leidsters het kind net die dingen laten ervaren die ze alleen nog niet aan kunnen. Door samen met de bal over te rollen kunnen dreumesen vaak wel een over-rol-spel met elkaar spelen, terwijl ze dat alleen nog niet kunnen. De rol van de groepsleiding om de persoonlijke competentie bij deze jonge kinderen te bevorderen is dan ook vooral alert zijn op signalen van het kind, ondersteunen als het kind daarom vraagt, structureren van de omgeving, stimuleren en bemoedigen van initiatieven en daar samen plezier aan beleven.
Hoe proberen wij de persoonlijke competentie bij kinderen te bevorderen?
- Bij de inrichting van de groepsruimte is gekeken naar de verschillende leeftijden die gebruik maken van de ruimte.
- Daarbij wordt steeds gezocht naar een evenwichtige balans tussen uitdagende elementen en rust om overprikkeling te voorkomen waardoor kinderen te veel afgeleid worden en tot niets meer komen. Door een gedeelte van het spelmateriaal tijdelijk op te bergen, en in 1 ruimte selectief materiaal aan te bieden ontstaat er ook ruimte en rust om daar mee te spelen en ontdekken. Als altijd alles tegelijkertijd aanwezig is ontstaat chaos en komt niemand meer tot spel.
- In de groepsruimte zijn hoeken gecreëerd met materialen voor jongere kinderen en oudere kinderen. Denk daar aan zand, bouw en constructiemateriaal, materiaal voor imitatiespel, bewegingsmateriaal, gezelschapsspelen, expressiemateriaal.
- Het doel van het spelen, ook met behulp van materiaal, is niet het product dat het eventueel oplevert, maar het lekker bezig zijn, het ontdekken van mogelijkheden.
- In het spel is aandacht voor bewegingsspel, ontdekkend spel, fantasiespel, samenspel en buitenspel.
- In het spel- en speelgoedaanbod is voldoende variatie voor verschillende leeftijden, sekse en interesses.
- Door samen met de kinderen te spelen of activiteiten aan te bieden kunnen ze positieve ervaringen opdoen en nieuwe vaardigheden leren. Zo kan een activiteit die start met het overslaan van opgeblazen ballonnen, door invloed van een leidster veranderen in het voelen aan de ballon als je er vlakbij gaat praten. Het voelen van de trilling kan dan weer een nieuwe ervaring zijn voor het kind. Door het te stimuleren zelf geluidjes vlakbij de ballon te maken terwijl ze de ballon vasthouden wordt deze activiteit een leuk leermoment!
- Door kinderen mee te laten helpen in dagelijkse “klusjes” ervaren de kinderen dat ze ook een echte bijdrage leveren.
- Door kinderen te betrekken bij het bedenken van activiteiten van de dag leveren zij ook een echte bijdrage.
- Er is aandacht van de groepsleidsters voor de spontane leerervaringen die de kinderen opdoen tijdens een activiteit.
Als tijdens het puzzelen een kind ineens de stukjes gaat tellen, de kleuren gaat benoemen, puzzelstukjes gaat sorteren met een vlakke kant zijn dat allemaal voorbeelden van spontane leerervaringen die het kind opdoet. De leidster kan dan het oorspronkelijke plan om te puzzelen loslaten, en inspelen op wat het kind aangeeft door bijvoorbeeld een tel-rijmpje of spelletje te gaan doen. - Met baby’s worden spelletjes gedaan waarbij handen en voeten herkend worden.
Ook spelletjes voor de spiegel en inspelen op de momenten waarop de baby spontaan zijn lichaam aan het ontdekken is dragen bij aan de persoonlijke competentie van de baby. - Door veel te communiceren met de baby en te bevestigen en benoemen wat hij doet laten we het kind ervaren wat het kan en wie ze zijn.
- We willen het kind leren vertrouwen op eigen kracht en vermogen door er op een positieve manier aandacht aan te besteden. (het maken van complimenten, prijzen of belonen van positief gedrag)
- Groepsleidsters kiezen ook bij corrigerende opmerkingen waar mogelijk voor een positieve benadering van het kind.
Als een kind iets afpakt van een ander kind, en er ontstaat onenigheid tussen die twee kan de leidster benoemen dat ze allebei het speelgoed erg mooi vinden en dat ze het fijn vindt dat ze er zo graag mee spelen. Wel wordt benoemd dat het ene kind het speelgoed al had. De ander moet het dus nu even terug geven, want zomaar afpakken mag niet. Samen wordt gekeken naar een andere mogelijkheid; misschien heb je een speelgoedje wat je samen kunt ruilen, misschien kun je even met iets anders spelen tot de ander klaar is of is samenspelen een mogelijkheid? De aandacht gaat dus naar het afkeuren van het gedrag wat niet mag (afpakken), benoemen van het probleem, en samen kijken naar een positieve oplossing daarvoor. - Door gebruik te maken van een vast dagritme en rituelen snappen kinderen wat er gaat gebeuren en zijn zij actief betrokken bij gebeurtenissen in de groep.
Sociale competentie
Onder de sociale competenties verstaan we onder andere het hebben van vertrouwen in anderen en de vaardigheden om hulp te vragen en ontvangen. We zien hier dan ook de kernbegrippen relatie en competentie sterk vertegenwoordigd. Maar ook de mogelijkheden om dit zelf te kunnen (autonomie) is hier zeer waardevol. Het op een positieve manier een bijdrage kunnen leveren aan de groep, samen spelen en meedoen in de groep en delen met anderen horen hierbij. Het kind wordt zich bewust van zijn eigen identiteit en persoonlijke kenmerken en leert problemen en conflicten oplossen. Het aanvoelen wat de ander bedoelt en daarop reageren met je eigen gedrag, het nadoen van de ander maar ook zelf initiatief nemen, zijn allemaal voorbeelden van sociale competenties. We zien hier dus de basisbehoeften op sociaal-emotioneel, moreel, cognitief en communicatief gebied bij elkaar komen in de dagelijkse praktijk. Op onze kinderdagopvang willen wij op verschillende manieren aandacht hebben voor die sociale competenties.
Hoe proberen wij de sociale competentie bij kinderen te bevorderen?
- Emoties van kinderen spiegelen en benoemen.
Zo wordt gezegd wat de leidster ziet: lachen, en welke emotie de leidster denkt te zien (plezier). Door kinderen actief te betrekken bij deze emoties leren ze. - Kinderen uitdrukkelijk betrekken bij troosten en elkaar helpen en elkaar aanmoedigen om iets door te zetten.
Mooie voorbeelden zien we in de praktijk als de kleinsten beginnen met lopen; het kind valt en een ouder kind komt “helpen”. Samen met de leidster wordt het kind aan de hand genomen en aangemoedigd weer een paar stappen te zetten. - Als kinderen een conflict hebben, wat bij de normale ontwikkeling hoort en geleerd moet worden, wordt niet direct in gegrepen door de groepsleiding. Wel wordt in de gaten gehouden of ze het al zelf op kunnen lossen, en of dat niet ten koste gaat van 1 kind. Zowel de oorzaak van het conflict als de oplossing die eventueel samen met de leiding gevonden is wordt in begrijpelijke taal op het niveau van het kind besproken.
Een voorbeeld; als een kind van 1 jaar een ander kind slaat gaan we samen het kind de ander op een positievere manier aanraken. We laten het kind ervaren dat het met zijn handen ook iets kan doen wat de ander prettig vindt. We benoemen dat dit fijn is voor de ander. Bij een 3 jarige die een ander kind slaat omdat het graag met de auto van dat andere kind wil spelen leggen we uit dat dat niet mag. We proberen het kind zelf onder woorden te laten brengen waarom het sloeg. We proberen dan samen met de peuters een oplossing te vinden voor het probleem (samen spelen, jij mag straks,…) - De groepsleiding heeft oog voor wat er speelt tussen de kinderen en leeft zich in in de kinderlogica die daar achter steekt.
Soms zien we een kind een ander kind optillen. De bedoeling kan dan heel goed zijn: een ander kind helpen. Toch kan dit leiden tot een huilpartij of wegduwen. De leidster benoemt de goede bedoeling en legt meteen uit dat het andere kind dit toch niet prettig vindt. - Ze helpt waar nodig bij het vinden van een oplossing bij sociale botsingen, of benoemt de zelf gevonden oplossingen van de kinderen.
Twee kinderen willen allebei het liefst op de tractor rijden. Een kind geeft aan dat ze om de beurt kunnen rijden. De leidster herhaalt de oplossing en benoemt dit dat het een goede oplossing is. Ze geeft de kinderen ook een compliment dat ze er samen zo goed uit gekomen zijn en er wordt afgesproken wanneer gewisseld wordt. - De groepsleiding richt zich ook op het nemen van de laatste stap bij een sociale botsing: het weer vrienden maken zodat we op een gezellige, open manier samen verder kunnen spelen.
- Het spelmateriaal wat aanwezig is biedt mogelijkheden om sociale competenties te oefenen in rollenspel, samenspel (bijvoorbeeld gezelschapsspelen) of individueel spel.
- Soms maken we van individueel spel samenspel; zo kun je samen een puzzel maken of samen aan 1 tekening werken.
Waarden en normen
Waarom is aandacht voor waarden en normen belangrijk?
Waarden
Waarden zijn opvattingen. Opvattingen over gedragingen en situaties over mensen en dingen, etc. Die waarden of opvattingen drukken we uit in woorden als: mooi, lelijk, fijn, vervelend, eerlijk, oneerlijk, moedig, laf, belangrijk, onbelangrijk.
Normen
Normen zijn concrete regels en voorschriften voor ons handelen in bepaalde situaties. Ze vertalen waarden in concreet gedrag.
Bij het ontwikkelen van morele competenties bij jonge kinderen hebben we te maken met het omgaan met waarden en normen in de groep. Het besef dat ze met eigen gedrag anderen kunnen beïnvloeden, de motivatie om andere kinderen te helpen en geen pijn te doen en de verschillende sociale regels in de groep moeten helder onder woorden gebracht worden door de groepsleiding. Ook is er aandacht voor het eigen gedrag en emoties, opkomen voor jezelf, omgaan met morele gevoelens als trots, schuld en schaamte.
Hoe stimuleren wij de ontwikkeling van waarden en normen op de kinderdagopvang?
- We proberen de kinderen, afhankelijk van leeftijd en ontwikkeling, zich bewust te worden van hun handelen door erop te reflecteren.
Als een peuter het speelgoed in de bak gaat opruimen, benoemt de leidster dat gedrag door hem te vertellen dat ze het fijn vindt dat hij zo goed meehelpt om op te ruimen. Als we zien dat een kind een ander kind helpt door bijvoorbeeld iets te pakken, wordt dat gedrag ook gestimuleerd door te verwoorden wat hij gedaan heeft (iets pakken) en welke gevolgen dat heeft voor een ander (nu kan zij lekker verder spelen). - We verhelderen daar waar nodig de waarden en normen die op de kinderdagopvang gelden in begrijpelijke taal.
- Er zijn niet teveel regels, wel duidelijke die consequent worden toegepast. Dit zijn regels die te maken hebben met samen spelen, speelgoed delen of juist zelf spelen, elkaar geen pijn doen, hoe we eten of hoe we dingen pakken en opruimen.
- We reageren op het ‘vraagkijken’ van kinderen.
Vaak voelen kinderen zelf aan wanneer het gedrag niet helemaal aan de haak is. Ze proberen dan van het gezicht van de leidster af te lezen wat de bedoeling is. Door hier alert op te reageren kan de leidster een ‘morele gids’ zijn in situaties die verkend worden. Het vraagkijken betekent vaak “ik weet het wel, maar help mij even want ik begrijp nog even niet helemaal hoe ik wél moet handelen”. - Kinderen die bij een gesprek staan worden er zoveel mogelijk bij betrokken als het kind aangeeft erbij betrokken te willen worden.
- Als kinderen boos of overstuur zijn, blijven leidsters vriendelijk en duidelijk in hun communicatie.
Door te kiezen voor bijvoorbeeld een time-out kan het kind eerst even tot rust komen voor het in de groep terug keert.
Een voorbeeld is dat een dreumes erg moet huilen en boos is omdat hij speelgoed wil hebben waar op dat moment andere kinderen mee spelen. Dat kan nu dus even niet. De leidster legt eerst rustig uit waarom hij er nu niet mee kan spelen. Daarna neemt de leidster het kind mee naar een andere situatie zodat het speelgoed even uit zijn blikveld weg is en kijkt naar een andere spelmogelijkheid (alternatief). - We zijn er ons van bewust dat het kind in aanraking komt met verschillende groepen waar andere waarden en normen kunnen gelden (thuis, kinderdagopvang, bij familie of vriendjes) en gaan hier respectvol mee om.
Als een peuter na het eten meteen van tafel wil, omdat hij dit thuis zo gewend is, gaan we samen kijken wat er op de groep anders is dan thuis; we zitten met meer kinderen aan tafel, de leidsters moeten meer kinderen helpen met een boterham smeren, we hebben hier afgesproken dat iedereen blijft zitten tot we klaar zijn. Zonder een waardeoordeel te geven over wat beter is (aan tafel blijven of gaan spelen als je klaar bent) wordt duidelijk gemaakt dat hier soms andere regels gelden dan thuis, en dat dat prima is. - We maken bij het bespreken van onze waarden en normen gebruik van alledaagse situaties in de kinderdagopvang en helpen de kinderen bij het vinden van oplossingen om beter te reageren in een situatie.
Als er ruzie komt omdat drie kinderen met alle blokken een toren willen bouwen en dus alle blokken voor zichzelf willen hebben, stelt de leidster voor om eerst de blokken te verdelen en allemaal een toren te bouwen. We kijken dan hoe hoog de torens worden. Daarna bouwen we met z’n allen 1 grote toren. Door elkaar goed te helpen maken we misschien wel de allerhoogste toren… - We streven ernaar, ondanks onderlinge persoonlijke verschillen, dezelfde waarden en normen in de groep te hanteren.
- We gaan na waarom kinderen zich veelvuldig niet aan gestelde regels houden als zich dat voor doet en passen daar de afspraken of inrichting van een ruimte indien nodig op aan.
- We houden ons zelf ook aan de regels.
In onze Pedagogische Visie geven we aan dat we vanuit het kind naar zijn omgeving kijken. Als uitgangspunt nemen we de 3 basisbehoeften van het kind: Competentie, Autonomie en Relatie. Door een Pedagogisch Klimaat te scheppen met aandacht voor de 4 basisdoelen (Emotionele Veiligheid, Persoonlijke Competentie, Sociale Competentie, Normen en Waarden) willen wij de ontwikkeling van competenties bij het kind bevorderen.
Ieder kind heeft zijn eigen identiteit en mogelijkheden, waar de leidsters hun benaderingswijze op aanpassen. Om dit alles goed te laten verlopen, wordt veel belang gehecht aan een goede afstemming tussen ouders en leidsters. We vinden het van belang dat op een evenwichtige, bij de leeftijd passende wijze aandacht is om de ontwikkeling van de persoonlijke en sociale competenties te bevorderen:
- Sociaal-emotionele competentie: De kinderen moeten het gevoel hebben dat ze gezien en gehoord worden en dat de leidster hen kent. Een veilige, warme betrouwbare relatie tussen kind en leidster is daarbij van belang. Zij geven emotionele steun en veiligheid door de omgeving te structureren, duidelijke regels te hanteren en met vaste gewoontes en rituelen een voorspelbare en vertrouwde omgeving te creëren. In die omgeving is ook plaats voor de behoefte aan privacy bij kinderen. Een plekje om even uit te rusten, zich even terug te trekken of om op te gaan in het eigen spel zonder dat andere kinderen of leidsters je daarbij storen. Dit wordt bereikt door op een ontspannen, ongedwongen manier met de kinderen om te gaan en de kinderen te leren zo ook met elkaar om te gaan. Per groep zijn vaste leidsters aanwezig, zodat er een goede vertrouwens- en hechtheidrelatie met de kinderen (en hun ouders) opgebouwd kan worden. Verder proberen we de samenstelling van de groep zo min mogelijk te wijzigen, zodat kinderen meer kans hebben elkaar beter te leren kennen en vriendschappen op te bouwen.
- Morele competentie: Op het gebied van de morele ontwikkeling streven wij er naar steeds dezelfde regels, waarden en normen te hanteren en voor te leven, zonder daarin te star te willen zijn. We kijken daarbij steeds naar de groep, het individuele kind en de mogelijkheden van het moment. Waar mogelijk nodigen we de kinderen uit om waarden en normen samen te bepalen, waar nodig bieden we duidelijkheid en structuur door ze vast te leggen en te bespreken met het kind.
- Lichamelijke competentie: Naast de goede lichamelijke verzorging zoals eten, drinken, slapen en hygiëne is ook de basisbehoefte van bewegen en bewegingsvrijheid belangrijk in het dagelijkse handelen op onze kinderdagopvang. Het vaste ritme van samen spelen, begeleide activiteiten, eten, drinken, slapen, verschonen en naar het toilet gaan wordt afgewisseld met vrij bewegen en buitenspelen om zo een balans te bieden tussen rust en activiteiten. Daarbij wordt ook gekeken naar het individuele kind, zijn ontwikkeling en behoeften.
- Cognitieve competentie: In die ontwikkeling kijken we ook naar de cognitieve basisbehoeften van het kind. Kinderen leren actief met hun hele lijf en hoofd; ze leren vanuit emotionele betrokkenheid. In het leren door doen en spelen staat plezier voorop. Door te zorgen voor een uitdagende omgeving en passende activiteiten proberen we het kind te stimuleren.
- Communicatieve en creatieve competentie: Contact maken met elkaar, jezelf uit kunnen drukken, zingen, dansen, muziek maken, doen-als-of-spel, verven, kleien en andere vormen van creatieve expressie maken deel uit van het dagprogramma. Ook hier heeft ieder kind zijn eigen identiteit en mogelijkheden waar leidsters hun benaderingswijze op aan passen. We stimuleren kinderen regelmatig door voor hen nog onbekende dingen te ondernemen, maar bieden ze ook de mogelijkheid om voor het vertrouwde en veilige te kiezen. Door dit op een uitnodigende manier te presenteren willen we kinderen aanmoedigen samen op onderzoek uit te gaan.
PLAATSING IN STAMGROEPEN – AFWIJKING VAN DE STAMGROEP.
In de Wet Kinderopvang staat dat uw kind in een stamgroep moet zitten. Een stamgroep bestaat uit een vaste groep kinderen en leidsters op een bepaalde dag in de week zodat uw kind zich in een vertrouwde en veilige omgeving voelt. In de Wet Kinderopvang is ook aangegeven dat hier vanaf geweken mag worden met toestemming van ouders. Dit moet een vooraf afgesproken periode zijn. Middels een formulier geeft u aan dat u op de hoogte en akkoord bent, dat uw kind tijdelijk ook op een andere groep dan zijn stamgroep zit.
Dit kan komen doordat uw kind bepaalde dagen/periode extra komt, u graag een dag wil wisselen of er bij de andere groep nog niet op alle dagen plaats is voor uw kind. In overleg met de pedagogisch medewerker kiest u ervoor om uw kind voor de afgesproken periode in twee verschillende stamgroepen te plaatsen.
ELK KIND EEN MENTOR
Wij werken op alle groepen met mentorschap. De mentor is een pedagogisch medewerker die werkt op de groep van uw kind. Zij is direct betrokken bij de opvang en ontwikkeling van uw kind en kent uw kind daardoor goed. Zij kan de ontwikkeling van uw kind goed volgen en is het aanspreekpunt voor u om die ontwikkeling en het welbevinden van uw kind te bespreken. Periodiek wordt de ontwikkeling en welbevinden van uw kind met u besproken. Bij de intake wordt u op de hoogte gebracht wie de mentor van uw kind is. Eventueel vervult de mentor ook een rol in het contact met andere professionals (met toestemming van de ouders), de warme overdracht als uw kind van de dagopvang naar de basisschool gaat, of overgang naar de Buitenschoolse Opvang.
Door het volgen van de ontwikkeling van het kind sluiten pedagogisch medewerkers aan op de individuele behoeften van een kind. Tevens kan er door overleg met ouders worden afgestemd hoe aan wensen en behoeften van het kind tegemoet kan worden gekomen. De combinatie van ontwikkelingsgericht werken en de inzet van een mentor maakt dat belangrijke ontwikkelstappen en mogelijke achterstanden, worden gevolgd en indien nodig tijdig gesignaleerd. De mentoren worden in het gehele proces ondersteund en gecoacht door de teamleidinggevende van de locatie.
Deze mentor heeft de volgende specifieke taken:
- De mentor is contactpersoon voor kind, ouder, collega’s en met toestemming van ouder eventueel voor derden.
- De mentor houdt de ontwikkeling en het welbevinden van het kind in de gaten.
- De mentor volgt het kind planmatig via een kindvolgsysteem en zorgt voor de registratie daarvan
- Bij zorgen of vragen met betrekking tot het kind maakt de mentor dit inzichtelijk. De eventuele gesprekken die hieruit voortkomen worden door de mentor gevoerd in overleg met de teamleidinggevende.
- De algemene dagelijkse overdrachtszaken kunnen gewoon met alle pedagogisch medewerkers van de betreffende dag worden besproken.
- De mentor is verantwoordelijk voor het plannen en houden van de intake en het eventuele gesprek naar de Buitenschoolse Opvang.
- De mentor zorgt voor een warme overdracht naar de basisschool.
GROEPSSAMENSTELLING EN GROEPSGROOTTE, HORIZONTALE / VERTICALE GROEPEN, PLAATSING IN STAMGROEPEN
Kindercentrum ’t Kasteeltje heeft op alle locaties een verticale leeftijdsopbouw binnen de groepen. Er zijn wel verschillen.
Afhankelijk van de mogelijkheden en het aantal groepen op de locaties, is de keuze voor het soort groepen gemaakt.
Bij de locatiespecifieke informatie kunt u lezen wat voor groepen er op de iedere locatie zijn.
Iedere kinderdagopvang-groep heeft vaste leidsters. Naast deze vaste leidsters staan indien nodig inval beroepskrachten. Iedere locatie heeft zijn eigen team. Door een vast team wordt duidelijkheid en een vertrouwde sfeer gecreëerd, zodat wij kinderen emotionele veiligheid kunnen bieden. Vanuit ieder team / locatie is 1 afgevaardigde aanwezig op een overlegvorm waarbij informatie over de gang van zaken uitgewisseld wordt. Zo blijven de verschillende locaties en teams betrokken bij elkaar en blijft het beleid van Kindercentrum ’t Kasteeltje gewaarborgd op de verschillende locaties.
BEROEPSKRACHT-KIND-RATIO
Wij werken volgens de normen die beschreven staan in de BKR. De beroepskracht kind ratio (bkr) kinderopvang wordt ook wel leidster kind ratio genoemd. Deze bkr voor de kinderopvang geeft aan hoeveel kinderen een beroepskracht (pedagogisch medewerker of leidster) mag opvangen. Dit hangt af van het soort opvang (kinderdagverblijf, bso of peuterspeelzaal), de leeftijd van de kinderen, het aantal aanwezige kinderen, de groepsgrootte en de samenstelling van de groep. Hoe jonger een kind, hoe minder kinderen een leidster mag opvangen. Bijvoorbeeld: voor baby's (nuljarigen) geldt een beroepskracht kind ratio van 1 op 3: 1 pedagogisch medewerker mag 3 kinderen van 0 jaar opvangen. In de bso geldt voor kinderen boven de 7 jaar een leidster kind ratio van 1 op 12: 1 pedagogisch medewerker mag 12 kinderen tussen de 7 en 12 jaar opvangen. Voor meer informatie verwijzen wij u naar 1ratio.nl.
BESCHRIJVING AFWIJKING BEROEPSKRACHT - KIND – RATIO
Het streven is altijd volgens de Beroepskracht-Kind-Ratio te werken (het aantal leidsters per kind). Het kan zijn dat tussen 07.30 - 08.30, 13.30 -15.00 en/of 17.30 - 18.00 wordt afgeweken van die norm. Dit gebeurt maximaal 3 uur per dag, wat binnen de regels voor kinderdagopvang ook toegestaan is.
Het eerste bezoek aan de kinderdagopvang is voor een kind en ouder een bijzondere belevenis.
Tijdig voor de eerste keer dat uw kind op de kinderdagopvang komt kunt u een intakegesprek aanvragen. Hierin kunnen wij meer informatie geven over de verschillende mogelijkheden binnen het Kindercentrum. U kunt de sfeer proeven op de groep en uw vragen stellen. Bij voorkeur vinden deze gesprekken plaats op de groep van uw keuze. Omdat de groepsleiding overdag hun aandacht aan de kinderen wil geven, worden deze gesprekken vaak overdag in de slaaptijden gepland. Dit is tussen 13.30u en 14.30u. Mocht dit echter niet mogelijk zijn, kan in overleg ook gekozen worden voor een ander tijdstip.
Op het moment dat er een contract voor uw kind is opgesteld en bekend is op welke groep uw kind is geplaatst, krijgt u vanuit de groep een uitnodiging om samen met uw kind kennis te komen maken. Dit is meestal ongeveer 2 weken voor de start van de kinderdagopvang.
In het kennismakingsgesprek wordt gevraagd naar voor de opvang benodigde specifieke gegevens van uw kind zoals eventuele allergieën, diëten, medische informatie en / of extra zorg op het sociaal-emotionele vlak. Door het invullen van een Kennismakingsformulier worden alle belangrijke zaken over uw kind vastgelegd. Denk hierbij aan slaap, eet- en drinktijden, maar ook aan gezinssamenstelling en gewoontes bij het slapen gaan. Indien u dat wenst kunt u een wenochtend of middag aanvragen. Uw kind komt dan 3 uur op de groep spelen en raakt zo vertrouwd met het afscheid nemen en spelen met de andere kinderen en groepsleiding.
In de beginperiode kunnen kind en ouders rekenen op extra aandacht van de leiding om zo snel mogelijk vertrouwd te raken met de andere kinderen in de groep en de activiteiten die ze kunnen ondernemen. Ouders kunnen tussendoor altijd de groep bellen voor informatie. Dreumesen en peuters krijgen extra begeleiding in het ontdekken van de groepsgenoten en groepsruimtes met de vaste gewoontes. Afhankelijk van het veilig voelen van de kinderen blijft de groepsleiding extra ondersteuning geven, totdat de kinderen zich vrij in de groep voelen. Bij de baby’s is het belangrijk zo snel mogelijk een vertrouwensband te krijgen, zodat de kinderen zich veilig voelen bij de leiding. De overdracht en goede communicatie tussen ouders en groepsleiding is hierin van groot belang en heeft in de eerste periode onze extra aandacht.
Indien uw kind door ziekte of om een andere reden niet naar de kinderdagopvang kan komen, verzoeken wij u dit door te geven aan onze Administratie KDV (dus niet bij uw locatie). Onze administratie draagt er vervolgens zorg voor dat de afmelding bekend is bij de groepsleiding. Administratie KDV: 073-6841160, bereikbaar vanaf 07.30u of per email kdv@t-kasteeltje.com. Indien u doorverbonden wordt met het antwoordapparaat kunt u de afmelding gewoon inspreken.
De dagen waarop wij voor uw kind een plaats gereserveerd hebben volgens vast contract of afspraak worden ook bij ziek- of afmelding normaal gefactureerd. Alleen indien u 1 werkdag van te voren aan kunt geven dat u geen gebruik gaat maken van de contractdag, kunt u deze wisselen volgens de regeling zoals beschreven bij Incidenteel ruilen KDV
HOE GAAN WIJ OM MET ZIEKTE BIJ KINDEREN?
De beslissing of een kind al dan niet in de groep kan komen / blijven wordt in principe genomen door de groepsleiding. Hierbij hanteren wij de richtlijnen die de GGD hiervoor aangeeft, en bij twijfel wordt de GGD om advies gevraagd. Het belang van het zieke kind staat hierbij voorop, maar er moet ook rekening worden gehouden met het belang van de andere kinderen en de groepsleiding zelf. Een kind dat zich ziek voelt en niet met het normale dagprogramma mee kan doen, kan beter niet op het kindercentrum blijven. Er zijn op het kindercentrum nauwelijks mogelijkheden om aan een ziek kind de noodzakelijke extra aandacht te geven. Ook de belasting voor de groepsleidsters kan een reden zijn om het kind te laten ophalen. Tot slot kan bij besmettelijke ziekten de bescherming van de gezondheid van de groepsgenoten een reden zijn om het kind niet toe te laten. Het om deze reden weren van zieke kinderen gebeurt echter alleen bij enkele zeer ernstige infectieziekten en altijd in overeenstemming met de richtlijnen van de GGD.
WANNEER MAG UW KIND DE KINDERDAGOPVANG NIET BEZOEKEN
- Koorts is niet de enige maatstaf. Hierbij spelen ook factoren een rol zoals hoe het kind zich voelt, of het reageert op medicatie, of hoe lang de koorts zich al voor doet. Wanneer uw kind ’s morgens thuis 38 graden of hoger koorts heeft, adviseren wij u maatregelen te treffen zodat uw kind te allen tijde door u of een bekende opgehaald kan worden. De praktijk wijst uit dat de koorts in de loop van de dag vaak oploopt.
- Wanneer uw kind hangerig en / of lusteloos is en daardoor niet meer kan deelnemen aan het groepsgebeuren en uw kind daar ook zelf zichtbaar last van ondervindt.
- Wanneer uw kind dusdanige extra zorg nodig heeft dat daardoor de begeleiding van uw kind en andere kinderen in het gedrang komt.
- Bij besmettelijke ziekten, waarbij andere kinderen of volwassenen gevaar lopen. De ziekten waarbij dit van toepassing is, zijn opgenomen in de gezondheidswijzer. In geval van twijfel zal de leidster contact opnemen met de GGD. In enkele gevallen hebben wij een meldingsplicht over de aard van de ziekte aan de GGD.
WAT DOEN WIJ IN GEVAL VAN ZIEKTE TIJDENS HET VERBLIJF
- Wanneer u uw kind ziek komt brengen informeren wij naar de aard van de ziekte. Tevens vragen wij wie het kind op kan komen halen als het onverantwoord is om de zorg voor het kind langer op ons te nemen.
- Wanneer uw kind ziek wordt tijdens de opvang zal de groepsleidster telefonisch contact met u opnemen. Afhankelijk van de mate van ziek zijn, spreekt de groepsleidster met u af of uw kind opgehaald moet worden.
- Wanneer uw kind op de opvang kan blijven, maakt de groepsleidster afspraken met u over de wijze van contact houden.
- Wanneer uw kind een infectieziekte heeft en er zijn voorzorgsmaatregelen te treffen, verwachten wij dat u die treft.
Bijvoorbeeld door het afplakken van smetplekken. Bij een schimmelinfectie vragen wij u om een arts te raadplegen. - Voor ziekten veroorzaakt door parasieten (mijten, luizen, wormpjes) vragen wij u om uw kind te behandelen. Mochten wij dit op de kinderdagopvang ontdekken dan bellen wij u op en vragen wij u om uw kind thuis te behandelen.
Uw kind mag in principe daarna weer terug komen, mits hij of zij geen andere kinderen meer kan besmetten. - Wanneer er een besmettelijke ziekte geconstateerd is bij andere kinderen brengen wij u op de hoogte door een brief op de deur(en) te hangen met daarop informatie over de ziekte.
- Hoe wij omgaan met het toedienen van medicijnen en medisch handelen leest u in het gezondheidsbeleid
WAT VERWACHTEN WIJ VAN DE OUDERS
- Dat kinderen het inentingsprogramma volgen. Wanneer dit niet het geval is dient u dit aan te geven op het inschrijfformulier bij bijzonderheden.
- Wij vragen u om telefoonnummers door te geven waar we u kunnen bereiken. Ook vragen wij om een extra nummer in geval van nood. Daarnaast vragen wij om aan te geven wie de huisarts is, zodat wij in geval van nood altijd de eigen huisarts kunnen raadplegen.
- Wanneer uw kind “ziek” is, maar zich goed genoeg voelt om naar de kinderdagopvang te komen, is uw kind welkom.
Wel observeren wij uw kind, zoals hieronder staat omschreven.
KIJKEN NAAR HET HELE KIND
Bij (vermoeden van) ziekten en om een inschatting te maken over de mate van ziek zijn zal de groepsleidster kijken naar de algehele toestand van het kind en niet uitsluitend naar een enkel symptoom. Daardoor is het toch mogelijk om licht zieke kinderen toe te laten op de kinderdagopvang, op een verantwoorde en werkbare manier en kan de groepsleidster een juiste beslissing nemen als opvang niet meer verantwoord is. De leidster observeert o.a.:
- eet, drink en slaapgedrag.
- of er sprake is van verhoging, ze maakt daarbij gebruik van een rectaalthermometer.
- speelgedrag, sociale contacten en deelname aan het groepsgebeuren, bij baby’s zal de groepsleidster extra goed letten op lichaamstaal zoals huilen, contact en beweeglijkheid.
- klachten die een kind aangeeft zoals buik en hoofdpijn.
- of er sprake is van diarree en / of overgeven.
WANNEER WORDT ER EEN HUISARTS INGESCHAKELD?
In principe is bij ziekte van een kind de ouder degene die de huisarts inschakelt. Alleen als er acuut gevaar dreigt schakelen we vanuit het kindercentrum direct een arts in.
Voorbeelden van dergelijke gevallen zijn:
- een kind dat het plotseling benauwd krijgt.
- een kind dat bewusteloos raakt of niet meer op je reageert.
- een kind met plotselinge erg hoge koorts.
- ongevallen.
BRENGEN
U kunt uw kind vanaf 07.30u op ieder gewenst tijdstip brengen. U bent bij het brengen verantwoordelijk voor uw kind tot uw vertrek, wij wijzen u erop dat wij de verantwoordelijkheid pas over kunnen nemen nadat we er redelijkerwijs van mogen uitgaan dat de overdracht van verantwoordelijkheid ook daadwerkelijk heeft plaats gevonden.
OPHALEN
- U kunt uw kind bij ons op ieder gewenst moment tot 18.00u ophalen.
- Indien u uw kind door iemand anders op laat halen, moet u dat van te voren kenbaar maken.
- Wij mogen uw kind niet meegeven aan een bij ons onbekende persoon, als dat niet nadrukkelijk bij ons gemeld is.
- Wanneer er regelmatig een andere, vaste, persoon uw kind komt ophalen, dient u het formulier “Toestemming Ophalen Kinderen” in te vullen en af te geven bij de groepsleiding.
- Dit formulier kunt u downloaden bij formulieren of vraag ernaar bij de groepsleiding.
- Mocht u in een onverwachte situatie komen waardoor u uw kind niet zelf op kunt komen halen, vragen wij u rechtstreeks naar de locatie van uw kind te bellen om door te geven wie uw kind wel op komt halen.
De peuters die ons Kindercentrum bezoeken gaan soms mee op kleine uitstapjes in de buurt van hun locatie. In principe is dat altijd op loopafstand en gaat de bolderkar mee. Denk hierbij aan een bezoek aan het bejaardenhuis voor een speel uurtje, naar de beestjes in het hertenparkje of kleine boodschappen doen in een winkel vlakbij het kindercentrum. Het kan voor komen dat door slecht weer vervoer in auto’s / bussen nodig is. Vandaar dat wij hier onze vervoersregeling toelichten. De vervoersregeling is van toepassing op alle situaties waarin wij uw kind vervoeren.
Het vervoer kan op 2 manieren plaats vinden:
Vervoer met auto’s van medewerkers van Kindercentrum ’t Kasteeltje
Vervoer in taxibussen van Kindercentrum ’t Kasteeltje
In alle gevallen geldt dat:
- de chauffeur een medewerker van Kindercentrum ’t Kasteeltje is en in bezit is van een Verklaring Omtrent Gedrag.
- er een inzittendenverzekering is voor alle inzittenden.
- het vervoer voldoet aan de wettelijke regels en voorschriften.
Uiteraard houden wij ons aan de wettelijke regels, waaronder:
- alle inzittenden zijn verplicht een gordel te dragen.
- er worden nooit meer kinderen in een voertuig vervoerd dan dat er zitplaatsen met gordel zijn.
- bij voorkeur zitten de kinderen achter in de auto, indien alle zitplaatsen nodig zijn zitten de grootste kinderen voorin.
- kinderen kleiner dan 1,35 m moeten een autostoeltje of zittingverhoger gebruiken.
BELEIDSPLAN
Alle informatie over het beleid op de kinderdagopvang van Kindercentrum ’t Kasteeltje vindt u op dit deel van de website terug. Wij hopen u zo een gedetailleerd en adequaat mogelijk beeld van de praktijk te geven. Het beleidsplan wordt indien nodig of wenselijk aangepast en actueel gehouden. Bij inhoudelijke wijzigingen wordt u via een nieuwsbrief per mail geïnformeerd.
INFORMATIE OVER DE GROEP WAAR UW KIND IN ZIT
Tijdens het intake gesprek en de rondleiding op de locatie waar uw kind naar toe gaat krijgt u van ons de informatie over de specifieke kenmerken van de basisgroep. Denk hierbij aan:
- het maximale aantal kinderen wat op de groep aanwezig kan zijn.
- het te verwachten aantal kinderen op die groep gezien de actuele samenstelling van de groep.
- de samenstelling van de groep qua leeftijd.
- welke leidsters op die groep aanwezig zijn tijdens de dag(-en) van uw keuze
De locatiespecifieke informatie met betrekking tot de samenstelling van de groep, maximale aantal kinderen, het gebouw, de binnen- en buitenruimte en de omgeving waarin de locatie staat kunt u lezen bij Specifieke informatie over het gebouw, binnen- en buitenruimte en ligging per locatie. Tijdens het intake gesprek en de rondleiding is natuurlijk ook alle ruimte om vragen te stellen.
INZAGE IN INSPECTIERAPPORTEN VAN DE GGD
De rijksoverheid stelt aan kindercentra kwaliteitseisen op het gebied van ouderinspraak, personeel, veiligheid en gezondheid, accommodatie en inrichting, groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio, pedagogisch beleid en pedagogische praktijk en klachten. Het kindercentrum is verantwoordelijk voor het leveren van kwalitatief goede kinderopvang. De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht op die kwaliteit en schakelt voor het uitvoeren van de inspectie de GGD als toezichthouder in. In opdracht van de gemeente beoordeelt de GGD de kwaliteit van het kindercentrum. Om de kwaliteit te kunnen beoordelen heeft de rijksoverheid regels in de Wet kinderopvang en in de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang geformuleerd. Om te kunnen beoordelen of aan deze regels wordt voldaan, is een toetsingskader opgesteld. Hierin staan alle zaken waarover de toezichthouder informatie verzamelt én een oordeel geeft.
De bevindingen van het inspectiebezoek staan in dit inspectierapport. De GGD overlegt eerst met de houder van het kindercentrum over de inhoud van het conceptrapport. De GGD vermeldt de zienswijze van de houder in het rapport.
De rapportages van de uitgevoerde inspecties zijn openbaar. U kunt de inspectierapporten met betrekking tot Kindercentrum ’t Kasteeltje lezen op www.landelijkregisterkinderopvang.nl of bij de locaties op deze website.
INFORMATIE OVER ACTUELE ZAKEN PER LOCATIE
Natuurlijk zijn er lopende het jaar tal van zaken waarover u graag geïnformeerd wilt worden. Informatie over thema’s waarmee de kinderen op de kinderdagopvang werken, nieuwe leidsters, veranderingen in de groep of leuke activiteiten die gedaan zijn of in de komende weken gedaan worden. Op alle locaties is op een vaste plaats een prikbord waarop u deze informatie kunt lezen. Bij het brengen en / of halen van uw kind kunt u hier dus helemaal op de hoogte blijven. Belangrijke informatie ontvangt u per email. Er is geen vaste nieuwsbrief op gezette tijden. Op de website vindt u een kopje Actueel. Hier publiceren wij informatie die voor iedereen leuk en / of interessant kan zijn.
INFORMATIE OVER UW KIND
Voor de baby is het van belang dat de relatie tussen ouder en dagelijkse leidster optimaal is. Kinderen zijn afhankelijk van de communicatie tussen ouder en leidster, omdat ze zelf nog niet veel kunnen aangeven. Alle bijzonderheden voor de komende dag die de ouder aangeeft worden genoteerd op de daglijsten die van de kinderen van 0 tot 1 jaar worden bijgehouden. De leidsters noteren hier gedurende de dag de informatie over ieder kind waaronder slapentijden, wat er aan voeding is gedronken en verder alle bijzonderheden die er te melden zijn. Op het einde van de dag vindt er een kort gesprekje plaats over hoe de dag verlopen is en wat voor gebeurtenissen er zijn geweest. Voor de kinderen van 1 tot 4 jaar worden de slaaptijden bijgehouden. Alle activiteiten die er door de dag heen gedaan zijn worden op het informatiebord per groep beschreven. U kunt op het eind van de dag altijd lezen hoe de dag is verlopen. Als u vragen heeft of ergens iets meer van wilt weten, is er altijd tijd voor een kort gesprek. Er worden observatieformulieren gebruikt waarmee wij gericht kijken hoe uw kind zich in de groep ontwikkelt en waar voor de groepsleiding aandachtspunten liggen in de begeleiding van uw kind. Als ouder(s) en / of leidsters daar behoefte aan hebben wordt een gesprek gepland. Dit gesprek is naar aanleiding van de peilpunten op de Pravoo-lijsten (zie hieronder bij Pravoo-volgsysteem). U kunt hier gebruik van maken. Mocht u zelf op ieder ander tijdstip wensen hebben om over uw kind in gesprek te gaan kan daar altijd een afspraak voor worden gemaakt.
DOORGAANDE ONTWIKKELLIJN & EXTRA ONDERSTEUNING.
Wij willen dat een kind zich prettig voelt en zich optimaal kan ontwikkelen. Goede communicatie tussen leidsters en ouders is daarbij een belangrijke basis. Soms ontdekken we bijzonderheden in de ontwikkeling van het kind of signaleren we problemen. Deze zorgen of dingen die ons opvallen worden altijd met u besproken, hetzij in een breng- of haal-moment of we maken een afspraak voor een wat uitgebreider gesprek met u op een ander tijdstip. Natuurlijk kan het ook zijn dat ouders vragen hebben of iets opvalt in de ontwikkeling van het kind. Ook dan is er altijd de mogelijkheid om daar samen over te praten. We kunnen hierin een beroep doen op onze eigen kwaliteitsmedewerker die meekijkt naar de ontwikkeling van uw kind. Samen met de ouders kunnen we hulp vragen bij externe zorgaanbieders zoals het consultatiebureau, fysiotherapie of logopedie. Van de meest voorkomende samenwerkingen geven we hieronder een korte beschrijving. Natuurlijk vraagt iedere situatie om een eigen aanpak en invulling; goed om te weten dat we dat altijd samen met ouder en leidster kunnen doen, en dat onze kwaliteitsmedewerker op de hoogte is van zorgaanbieders is de omgeving
OVERDRACHTSFORMULIER
In verband met de overdracht van informatie over de ontwikkeling van uw kind richting de basisschool zal op de kinderdagopvang een observatie gemaakt worden door de groepsleidsters. Hierbij maken we gebruik van het Pravoo-volgsysteem.
PRAVOO-VOLGSYSTEEM
De kinderdagopvang in de gemeente Sint-Michielsgestel en Vught werkt met het Pravoo-peutervolgsysteem. In het kort houdt het Pravoo-peutervolgsysteem het volgende in: Elk kind heeft zijn of haar eigen ontwikkelingsboekje met daarin in één oogopslag de gehele ontwikkeling van de peuter vanaf de binnenkomst tot de overgang naar groep 1 van de basisschool.
Het peutervolgsysteem is een gerenommeerd systeem waarmee de ontwikkeling van de peuter zeer goed in kaart gebracht kan worden. De score lijsten bestaan uit 9 hoofdcategorieën: Binnenkomst – Spelen – Werken – Kringactiviteiten - Sociaal-emotioneel gedrag - Taal - Motoriek - Zintuiglijke waarneming – Zelfredzaamheid. Heeft u vragen over het peutervolgsysteem dan kunt u altijd bij ons om nadere informatie vragen.
De observaties worden gedaan als uw kind 2 jaar, 3 jaar en 3 jaar en 10 maanden is. De scorelijst wordt gedurende het verblijf van uw kind zoveel mogelijk door dezelfde leidster ingevuld.
WARME OVERDRACHT
Er vindt ook een warme overdracht plaats, dit betekent dat er over ieder kind vanuit de kinderdagopvang naar de basisschool gaat een gesprek plaats vindt tussen de leidster van de kinderdagopvang en de interne begeleider van de basisschool. Het initiatief hiervoor ligt bij de basisschool. Bij inschrijving op de basisschool wordt u gevraagd toestemming te geven voor de warme overdracht om zo goed mogelijk bij uw kind aan te sluiten op het moment dat uw kind naar de basisschool gaat. Alleen als u daar toestemming voor heeft gegeven zal de informatie zoals met u besproken en beschreven op het Pravoo observatie formulier overgedragen worden aan de Intern Begeleider van de basisschool. Wij melden aan u wanneer bij ons bekend is dat uw kind besproken gaat worden.
Vanuit de consultatiebureaus zijn er zorgteams gemaakt. Met het vormen van een zorgteam wordt er ook gestreefd naar een betere samenwerking tussen de diverse kindercentra en consultatiebureaus. Kindercentrum ’t Kasteeltje heeft een samenwerking met de bureaus in Vught en Sint-Michielsgestel
DOEL VAN HET ZORGTEAM
Het doel van het zorgteam 0-4 is te komen tot vroegtijdige signalering van kinderen met cognitieve, emotionele en/of psychosociale problematiek. Daarnaast heeft het zorgteam ten doel het kind naar de juiste instantie door te verwijzen waar hulp geboden kan worden. Leidsters en pedagogisch medewerkers zijn voldoende vaardig in de signalering van problematiek en kunnen daarnaar handelen.
Uitgangspunt is dat alle kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen, ondersteuning en hulp krijgen bij belemmeringen in de ontwikkeling en dat kinderen en hun ouders passende hulp krijgen bij problemen. Het zorgteam bereikt dit door samenwerking en het uitgangspunt is zorg aan te bieden onder het motto ‘zoveel als nodig, niet meer dan noodzakelijk’
WERKWIJZE VAN HET ZORGTEAM
Een zorgteam bestaat altijd uit de jeugdverpleegkundige (verpleegkundige in de jeugdgezondheidszorg) en een leidster / pedagogisch medewerker. Het zorgteam kan richting andere professionals adviseren. Kinderen kunnen aangemeld worden vanuit de peuterspeelzaal / het kinderdagverblijf of vanuit de jeugdverpleegkundige.
IN DE PRAKTIJK
In de praktijk van ’t Kasteeltje betekent dit dat de leidsters met de ouders de zorgen van hun kind zullen bespreken. Ook zullen de leidsters bij de kwaliteitsmedewerker aangeven wanneer ze zich zorgen maken. De kwaliteitsmedewerker zal samen met de leidsters kijken wat de leidsters op de groep nog meer / anders kunnen aanbieden aan het kind zodat het gestimuleerd wordt om zich te ontwikkelen. Mocht dit nog te weinig vooruitgang bieden dan wordt er aan ouders toestemming gevraagd om de zorgen ook bij het consultatiebureau neer te leggen. Deze informatie uitwisseling gebeurt dan in eerste instantie via de kwaliteitsmedewerker. Zodra de jeugdverpleegkundige verdere acties wil ondernemen (na afstemming met de ouders) zal dit weer via de vaste leidsters op de groep gaan. Ouders worden door de leidsters altijd op de hoogte gehouden over de voortgang, adviezen of andere relevante informatie over hun kind. Bij deze vorm van samenwerking met het consultatiebureau is altijd toestemming van de ouders nodig.
In de praktijk zal het ook voorkomen dat we als leidsters en kwaliteitsmedewerker ontoereikende kennis hebben om een kind in een bepaalde situatie verder kunnen stimuleren in zijn / haar ontwikkeling. Dit zal ook met ouders gecommuniceerd worden. In dit geval kunnen we de casus anoniem (zonder persoonsgegevens) inbrengen bij het zorgteam. Dit is dan voor advies hoe als leidsters om te gaan met een dergelijke situatie. Het zorgteam kan dan hierin ook alleen maar adviserend zijn. Voor deze informatie inwinning is geen toestemming nodig van ouders.
Mocht u nog vragen hebben over deze samenwerking, kunt u zich richten tot onze kwaliteitsmedewerker:
Marlies Welvaarts
073-6841160 (di-wo-do)
marlies@t-kasteeltje.nl
Kindercentrum ’t Kasteeltje is een samenwerking aangegaan met vaste Fysiotherapeuten en Logopedisten. De contacten die we nu hebben lopen is met de praktijk Kinderfysiotherapie/kinderlogopedie Vught. De vraag voor samenwerking is van twee kanten gekomen, enerzijds vanuit kindercentrum ’t Kasteeltje en anderzijds vanuit Kinderfysiotherapie/logopedie Vught.
Vanuit ’t Kasteeltje is de vraag tot meer samenwerking gekomen omdat we merken dat we op deze gebieden kennistekort hadden. We signaleren wel vaak motorische of spraaktaal achterstanden / opvallend heden maar hebben niet de kennis in huis om dit goed te stimuleren. Hiervoor willen we de expertise van deze disciplines gebruiken, zij komen dan op onze vraag om ons tips en adviezen te geven met betrekking tot dat kind. Hierbij kan dan eventuele vroegsignalering zijn door de fysiotherapie / logopedie wat kan leiden tot een doorverwijzing.
We willen dus graag laagdrempelig gebruik kunnen maken van hun expertise. Op het moment dat leidsters vragen hebben over een kind met motorische opvallend heden en of spraak / taal opvallend heden worden deze besproken met Marlies (kwaliteitsmedewerkster). Op het moment dat alle ideeën / aanpakken / stimulaties zijn geprobeerd, die binnen onze kennis en kunde liggen, geen tot weinig effect hebben, raadplegen we de fysiotherapeute / logopediste. Afhankelijk van de vraag kunnen deze disciplines beslissen om mondeling / telefonisch advies te komen geven, of naar de locatie te komen om het kind te zien en na observatie een passend advies aan de leidsters te geven. De fysiotherapeute / logopediste komt dan echt voor ondersteuning van de leidsters, hiervoor is geen toestemming van de ouders nodig.
In deze beschreven situatie worden ouders vanaf het begin betrokken, ouders worden op de hoogte gehouden van de observaties maar ook van de manieren die zijn geprobeerd, ook wanneer de leidsters de expertise inroepen van Marlies en van de fysiotherapeute / logopediste. Mocht de fysiotherapeute / logopediste doorverwijzing nodig achten dan zullen wij de ouders dit mededelen met de motivatie van, en hoe in contact te komen met de fysiotherapeute en logopediste. Het blijft dan natuurlijk de keus van ouders wat zij met deze informatie doen.
Om een goede samenwerking te kunnen bewerkstelligen is het prettig als ouders aangeven wanneer hun kind bij de fysiotherapie / logopedie bekend is. Maar fysiotherapie / logopedie overlegt ook met ouders of zij de betreffende locatie mogen bellen dat het kind bij hen bekend is. Dit kan de samenwerking en daardoor ook de ontwikkeling van het kind alleen maar ten goede komen.
Mocht u nog vragen hebben over deze samenwerking, kunt u zich richten tot onze kwaliteitsmedewerker:
Marlies Welvaarts
073-6841160 (di-wo-do)
marlies@t-kasteeltje.nl
Onderwijs (SWV PO) de Meierij. Deze zorgt dat ieder kind onderwijs krijgt dat bij hem of haar past. Soms is dat op een speciale school, maar steeds vaker kunnen kinderen in het regulier onderwijs blijven, al dan niet met ondersteuning op maat.
PO De Meierij is een samenwerkingsverband van het onderwijs in de gemeenten Den Bosch, Vught, Boxtel, Haaren, Sint-Michielsgestel, Meierijstad (Schijndel), Zaltbommel en Maasdriel. Daarbij zijn ongeveer 28.000 leerlingen betrokken op 111 basisscholen, 5 speciale basisscholen en 7 scholen voor speciaal onderwijs.
DOEL VAN SAMENWERKING MET SWV PO DE MEIERIJ
Soms heeft een kind ondersteuning nodig die de kinderopvang niet kan bieden. Wanneer meer ondersteuning nodig is, wordt het samenwerkingsverband betrokken. Dit kan al bij beginnende zorgen of voor consultatie en advies. Dit wordt besproken met u als ouder. Er vindt overleg plaats tussen de ouder, pedagogisch medewerker en kwaliteitsmedewerker. Hierin overlegt de kwaliteitsmedewerker met u (en jeugdhulp als dat van toepassing is) over de gewenste ondersteuning voor uw kind, u als ouder en/of de pedagogisch medewerker.
IN DE PRAKTIJK
In de afgelopen jaren is het een aantal keer aan de orde geweest, dat een van de groepsleidsters van kindercentrum ’t Kasteeltje zich zorgen maakt over een kind en de ervaring van een deskundige wil gebruiken.
De samenwerking met de Ondersteuningseenheid Zuid biedt deze mogelijkheden, waar wij graag gebruik van willen maken. Het is zo dat ouders er altijd over geïnformeerd worden op het moment dat wij van de diensten van de ondersteuningseenheid gebruik willen maken. Er kan ook een gezamenlijke vraag vanuit ouders en kinderopvang zijn. Het is ook mogelijk om vanuit de kinderopvang ondersteuning aan te vragen voor de groepsleiding
In de praktijk van ’t Kasteeltje betekent dit dat de leidsters met de ouders de zorgen over hun kind zullen bespreken. Ook zullen de leidsters bij de kwaliteitsmedewerker aangeven wanneer ze zich zorgen maken. De kwaliteitsmedewerker zal samen met de leidsters kijken wat de leidsters op de groep nog meer / anders kunnen aanbieden aan het kind zodat het gestimuleerd wordt om zich te ontwikkelen. Mocht dit nog te weinig vooruitgang bieden dan wordt er aan ouders toestemming gevraagd om de zorgen ook bij de Ondersteuningseenheid Zuid van Samenwerkingsverband Primair Onderwijs (SWV PO) de Meierij neer te leggen. Deze informatie uitwisseling gebeurt dan in eerste instantie via de kwaliteitsmedewerker. Zodra er verdere acties ondernomen kunnen worden (na afstemming met de ouders) zal dit weer via de vaste leidsters op de groep gaan. Ouders worden door de leidsters altijd op de hoogte gehouden over de voortgang, adviezen of andere relevante informatie over hun kind. Bij deze vorm van samenwerking is altijd toestemming van de ouders nodig.
Mocht u nog vragen hebben over deze samenwerking, kunt u zich richten tot onze kwaliteitsmedewerker:
Marlies Welvaarts
073-6841160 (di-wo-do)
marlies@t-kasteeltje.nl
Kinderen ontwikkelen zich snel, zijn nieuwsgierig en willen de wereld om zich heen ontdekken. Daarbij zien ze geen gevaar. Hoe ouder kinderen worden, hoe beter ze leren wat wel en niet mag en wat wel en niet gevaarlijk is. Leidsters oefenen veilig gedrag met de kinderen. Omdat het voor de leidsters onmogelijk is om elke minuut van de dag alle kinderen in de gaten te houden, is een veilige omgeving van groot belang. Hierbij is een spanningsveld tussen veiligheid en pedagogische aspecten. Dit spanningsveld moet uitmonden in een goede mix tussen het bieden van veiligheid en het bieden van voldoende uitdaging en leermomenten. Om de veiligheid te waarborgen wordt gewerkt met een veiligheidsbeleid. Dit houdt in dat we steeds knelpunten en verbeterpunten inventariseren, maatregelen nemen en evalueren hoe het met de veiligheid op de verschillende locatie gesteld is. Op iedere locatie wordt gewerkt met een Risicomonitor en protocollen. In enkele protocollen zijn regels opgesteld.
Die regels zijn op 3 manieren geformuleerd:
- Regels voor leidsters.
- Regels voor kinderen.
- Regels voor ouders.
Samen zorgen deze regels ervoor dat we onveilige situaties zoveel als mogelijk inperken en waar mogelijk uitsluiten. In de regels voor de leidsters staat vaak vernoemd wat we de kinderen aan willen leren als veilig gedrag, daarnaast staan er veel zaken beschreven die (dagelijks) gecontroleerd dienen te worden. Natuurlijk is het ook van belang dat u als ouder op de hoogte bent van een aantal afspraken die de veiligheid van uw en andere kinderen verhoogt.
Daarom staat hieronder een overzicht van de regels waarbij we u om uw medewerking vragen:
REGELS VEILIGHEIDSRISICO’S KINDERCENTRUM ’T KASTEELTJE VOOR OUDERS
1. Binnenkomen en weggaan
- U bent vanaf 7.30 uur welkom, voor die tijd zijn leidsters vaak bezig om nog even spullen klaar te zetten.
- Vanaf 7.30 uur nemen wij de verantwoordelijkheid voor uw kind over.
- Indien u uw kind met de auto komt brengen / halen, ben dan extra alert op kinderen die op de parkeerplaats lopen.
- Probeer uw auto dusdanig te parkeren dat de verkeerssituatie overzichtelijk blijft.
- Laat uw kinderen niet alleen naar binnen lopen / naar de auto lopen
- U bent verantwoordelijk voor uw kind totdat de overdracht in de groep is gedaan
- U bent zelf verantwoordelijk voor uw kind als u voor of na de opvangtijd met uw kind in de het kindercentrum bent
- Ben met het openen van deuren op het kindercentrum altijd voorzichtig; let op dat er geen kind achter de deur zit
- U dient deuren / poorten na gebruik altijd te sluiten
- Laat jonge kinderen niet de buiten deuren openen door gebruik te maken van opstapjes / klimmen op stoelen; zo leert u ze hoe ze het pand zelfstandig zonder toezicht kunnen verlaten
- Plaats eventuele kinderwagens / maxicosi’s op de aangewezen plaats zodat geen gevaar of hinder ontstaat
- Huisdieren mogen niet mee naar binnen in het kindercentrum, eveneens mogen zij niet aangelijnd direct naast de toegang blijven wachten.
- Hang de jassen en tassen op de daarvoor aangewezen plaats
- In de tassen / jassen van uw kind mogen geen medicijnen / gevaarlijke voorwerpen zitten. Deze levert u altijd in bij de groepsleiding.
- Voorkeur heeft dat u uw oudste kind eerst weg brengt, hierna pas uw baby, dit in verband met de (on)rust op de babygroep
- Bij het ophalen vragen wij u eerst uw baby, daarna het oudste kind op te halen
- U dient uw kind altijd af te melden bij de leiding
- Let bij het naar buitengaan op of er geen andere kinderen alleen mee naar buiten lopen
- Indien u uw kind niet om 18.00 uur kunt ophalen en er komt een andere persoon die niet bekend is bij de opvang uw kind ophalen, moet u dit melden dit kunt u ook opgeven d.m.v. het formulier “Toestemming ophalen kinderen”
2. Eten, drinken, speelgoed
- Indien uw kind speciale voeding heeft, dient u dit zelf mee te geven naar het Kindercentrum.
- In geval van een (voedsel-)allergie dient u het formulier “Allergische Reacties” in te vullen en af te geven bij de groepsleiding
- Als er bijzonderheden te melden zijn voor de dag waarop uw kind het Kindercentrum bezoekt, dient u dit even te melden bij de groepsleiding. Dit kan persoonlijk bij het brengen, per telefoon naar de specifieke locatie, naar het algemene nummer van de administratie. Er wordt dan gezorgd dat de groepsleiding op de hoogte is.
- Voor meegebracht speelgoed kunnen wij geen verantwoordelijkheid dragen
- Knuffels, spenen en eventueel slaapzak kunt u in het mandje van uw eigen kind leggen.
- Wilt u spenen thuis controleren op slijtage / kleine scheurtjes en op tijd vervangen
- Wij vragen u ervoor te zorgen dat een set schone kleren in de tas aanwezig is.
3. Bereikbaarheid
- Zorg dat de groep altijd een telefoonnummer heeft waar u die dag te bereiken bent
- U bent zelf verantwoordelijk voor het doorgeven van wijzigingen in telefoonnummers etc.
- Zorg dat in uw (mobiele) telefoon het juiste nummer van het Kindercentrum staat. U vindt een overzicht op www.t-kasteeltje.nl bij [contact]
4. Aanmelden / afmelden voor de (mid-)dag
- Als uw kind niet naar de opvang komt moet u dat doorgeven op onze administratie (kdv@t-kasteeltje.com)
- Als u uw kind een (mid-)dag extra wilt laten komen kunt u dat aanvragen bij de administratie
5. Buitenspelen in de zon
- Op het kindercentrum is bij zonnig weer altijd een zonnebrandcrème met hoge beschermingsfactor aanwezig waarmee de groepsleiding de kinderen in smeert. Indien u liever een eigen crème gebruikt dient u deze zelf mee te geven.
- Geef bij zonnig weer eventueel beschermende kleding mee (petje, hoedje, extra t-shirt)
- Bij zonnig weer dient u uw kind thuis alvast in te smeren
6. Buitenspelen bij minder mooi weer
- Minder mooi weer (warmer / zonniger / kouder of natter) is geen belemmering om toch naar buiten te gaan; wij vragen u de kinderen passend bij het weerbeeld te kleden, wij zorgen indien nodig voor schaduwplekken, en realiseer u dat een beetje nat worden of het fris hebben ook een ervaring is voor de kinderen
7. Formulieren die voor u van toepassing kunnen zijn
Voor verschillende voorkomende situaties zijn formulieren ontworpen. Deze kunt u bij de groepsleiding krijgen of zelf downloaden via onze website; www.t-kasteeltje.nl. [formulieren]. U dient er zelf voor te zorgen dat deze informatie actueel bij de groepsleiding bekend is.
- Toestemming Gebruik Geneesmiddel (Indien uw kind medicijnen gebruikt)
- Actieplan bij Allergisch Reacties
- Toestemming Ophalen Kinderen
TER INFO: WERKWIJZE ENKELE VEILIGHEIDSRISICO’S KINDERCENTRUM ’T KASTEELTJE OP DE GROEP
1. Halen en brengen
Binnenkomst kinderdagopvang
- Op de groep ligt per dag een aanwezigheidslijst klaar, als kinderen binnen komen worden ze genoteerd.
- Hierdoor is er altijd een actuele lijst van kinderen die aanwezig zijn op de groep.
- Bij een calamiteit kan er zo altijd meteen controle plaats vinden.
Ophalen
- Wanneer kinderen opgehaald worden, wordt dit ook genoteerd op de aanwezigheidslijst zodat er ieder moment van de dag een actuele aanwezigheidslijst is.
- Indien u uw kind door iemand anders op laat halen, moet u dat van te voren kenbaar maken. Wij mogen uw kind niet meegeven aan een bij ons onbekende persoon, als dat niet nadrukkelijk bij ons gemeld is.
- Wanneer er regelmatig een andere, vaste, persoon uw kind komt ophalen, dient u het formulier “Toestemming Ophalen Kinderen” in te vullen en af te geven bij de groepsleiding. Dit formulier kunt u downloaden op onze website www.t-kasteeltje.nl onder [formulieren] of vraag ernaar bij de groepsleiding.
- Ook als u in een onverwachte situatie komt waardoor u uw kind niet op tijd op kunt komen halen, vragen wij u rechtstreeks naar de locatie van uw kind te bellen (zie telefoonnummers bij punt A.3)
2. Gebruik van gangen, toilet en garderobe
- Gangen zijn bedoeld om door te lopen en niet om in te spelen. In principe wordt in deze ruimtes niet gespeeld.
- In een speelhal wordt niet gespeeld tijdens de drukke haal en brengtijden.
- In de garderobe is op de meeste locaties een ruimte gereserveerd voor het plaatsen van maxi-cosi‘s. Er mogen geen maxi-cosi’s of andere grote objecten in de garderobe op de grond achter gelaten worden.
3. Leefruimte
Deuren / ramen beleid
- De deuren binnen het gebouw zijn dicht tijdens de kinderdagopvang, kinderen mogen niet met deuren spelen.
- Alle deuren zijn voorzien van beveiligingsstrips, deurhaken of deurdrangers om beknelling te voorkomen.
- De kinderen mogen niet zonder toezicht in de hal of bij de voordeur spelen, kinderen worden erop gewezen dat ze niet door de voordeur naar buiten mogen zonder ouders / begeleiders.
- Kinderen mogen nooit zelf ramen open of dicht doen.
Vloeren
- Er wordt bij de kinderdagopvang veel gespeeld op de vloeren. Er worden met de groepsleiding goede afspraken gemaakt over plaatsen die vrijgehouden moeten worden om te lopen en waar gespeeld mag worden.
- Na het spelen moeten de kinderen het gebruikte materiaal weer opruimen op de daarvoor aangewezen plaats.
- In principe liggen alle materialen na gebruik opgeruimd in kasten en / of planken en is de vloer vrij.
Eten / drinken
- Er wordt gelet op het gevaar van hete thee op een aanrecht of op de tafel.
- Kinderen en leiding zijn alert op het lopen met drinken en ook eten gebeurt bij voorkeur zittend aan tafel of zittend in een kring op de grond.
- Bij het uitdelen van fruit en / of snoepjes is de leiding extra alert. Kinderen worden gewezen op het gevaar van verslikking bij spelen met iets in je mond. Ze mogen dan ook niet van tafel met een snoepje of stukje fruit.
Gebruik van loopkarren / groot speelgoed binnen
- Op alle groepen is groot spelmateriaal voor binnen aanwezig. Ook voor het gebruik van dit spelmateriaal zijn regels opgesteld.
- Zo zijn loopkarren niet bedoeld om mee te botsen, mag je niet met speelgoed in de hand van de glijbaan en wordt er binnen met de bal alleen gerold.
- Gooien of schoppen met de bal is voor buiten.
4. Slaap en verschoonruimte
- Er wordt gelet op losliggende materialen en speelgoed. Deze worden verwijderd uit de ruimte als de kinderen gaan slapen.
- Er zijn geen touwtjes of andere losse attributen in de kamer of aan kleding aanwezig als kinderen naar bed gaan.
- Speentjes worden altijd gecontroleerd op slijtage. Een knuffel mag uiteraard wel mee in het bedje.
- Het inbakeren, kinderen vastleggen zodat zij geen bewegingsvrijheid hebben in bed, wordt door ons om veiligheidsredenen niet gedaan. Indien er slaapproblemen bij uw kind zijn, wat u met inbakeren tracht te verlichten, zullen wij daar aandacht en zorg aan besteden. Hiermee willen wij het kind leren rustig te gaan slapen.
- Baby’s worden altijd op de rug in bed gelegd, en tijdens de slaap terug op de rug gedraaid zodra de leidster opmerkt dat het kind op de buik is gaan slapen. Ook dit is een beleidspunt waarbij gekozen wordt voor de veiligheid van uw kind in verband met adviezen rondom de voorkoming van wiegendood. Het kan echter zo zijn dat uw kind steeds in een andere houding blijft draaien, en vastleggen op de rug is geen optie. Indien uw kind gewend is op een andere manier dan op de rug in slaap te vallen, kunt u een formulier tekenen waarin u zich bekend verklaard met de verhoogde risico’s en toestemming geeft uw kind in een andere houding te laten slapen.
5. Keuken
- Wij zien er op toe dat er geen losse kabels en snoeren hangen.
- Elektrische apparaten zijn zo opgesteld dat kinderen er niet per ongeluk aan kunnen trekken.
- Schoonmaakmiddelen en scherpe voorwerpen worden zodanig opgeborgen dat de kinderen daar niet bij kunnen.
6. Buitenruimte
- Alle buitenterreinen zijn op een deugdelijke manier omheind. Deze wordt regelmatig gecontroleerd en bij gebreken wordt dit zo spoedig mogelijk gerepareerd.
- Speeltoestellen worden jaarlijks aan een inspectie onderworpen. Eventuele gebreken die door het jaar heen geconstateerd worden en een gevaar op kunnen leveren voor de kinderen worden zo spoedig mogelijk hersteld. Indien nodig worden de toestellen tijdelijk buiten gebruik gesteld door de groepsleiding.
- Bij de eventueel aanwezige speeltoestellen wordt kinderen ook geleerd dat zij rekening moeten houden met elkaar als ze met meerdere kinderen een toestel gebruiken. Kinderen zijn heel creatief in het bedenken van nieuwe varianten om het speeltoestel te gebruiken. Omdat het leeftijd verschil tussen kinderen groot is, kan een kind het wel en voor de ander is het gevaarlijk. Wij passen de begeleiding ook aan op mogelijkheden van de kinderen. Willen kleine kinderen wat proberen op de klimtoestellen waarvan de moeilijkheidsgraad misschien wat te hoog is, gaan wij erbij staan en proberen we het samen.
- Indien er buiten spelmateriaal gebruikt wordt wat eventueel gevaar op kan leveren voor andere spelende kinderen, denk hierbij aan balspelen of gebruik van fietsjes / loopkarren, wordt daarvoor een gebied aangewezen waarbinnen gespeeld mag worden met die materialen. Ook worden bijbehorende afspraken met de kinderen besproken. Denk hierbij aan het gebruik van schepjes, het niet botsen met rijdend materiaal, rekening houden met elkaar tijdens het spel.
- In de zomer wordt er gezorgd voor voldoende schaduwplekken. Kinderen worden voordat ze naar buiten gaan ingesmeerd, er wordt gezorgd voor voldoende drinken en wij trekken kinderen beschermende kleding aan indien nodig.
- In de zomer worden soms zwembadjes op de buitenruimte geplaatst voor een lekkere afkoeling. Het water daarvan wordt dagelijks ververst. Zodra er water in het badje zit en er kinderen buiten zijn, is 1 leidster belast met het toezicht op het badje. Zij let er op dat er geen gevaarlijke voorwerpen mee in het badje gaan, de kinderen geen badwater drinken en er niet teveel kinderen gelijktijdig in het badje gaan zodat het overzichtelijk blijft.
- Badjes worden altijd direct leeg gemaakt zodra er geen toezicht meer is en kinderen wel toegang hebben tot de buitenruimte waar het badje staat. Het niveau van het water in het badje is afhankelijk van de leeftijden van de kinderen die er gebruik van maken, maar nooit meer dan 30 centimeter.
Kinderen komen in aanraking met ziekteverwekkers waar tegen zij nog geen weerstand hebben opgebouwd. Het doormaken van een aantal veel voorkomende infectieziekten hoort bij de normale ontwikkeling van een kind. Tijdens het verblijf op de kinderdagopvang komen zij via andere kinderen en / of de groepsleiding vaker in contact met allerlei ziekteverwekkers. Om de gezondheid te waarborgen wordt gewerkt met een gezondheidsbeleid. Dit houdt in dat we steeds knelpunten en verbeterpunten inventariseren, maatregelen nemen en evalueren hoe het met de gezondheidsrisico’s op de verschillende locatie gesteld is. Op iedere locatie wordt gewerkt met een Risicomonitor en protocollen. In enkele protocollen zijn regels opgesteld.
Die regels zijn op 3 manieren geformuleerd:
- Regels voor leidsters.
- Regels voor kinderen.
- Regels voor ouders.
Samen zorgen deze regels ervoor dat we gezondheidsrisico's zoveel als mogelijk inperken en waar mogelijk uitsluiten. In de regels voor de leidsters staat vaak vernoemd wat we de kinderen aan willen leren, daarnaast staan er veel zaken beschreven die (dagelijks) gecontroleerd dienen te worden. Natuurlijk is het ook van belang dat u als ouder op de hoogte bent van een aantal afspraken die de gezondheidsrisico's van uw en andere kinderen verlagen.
Daarom staat hieronder een overzicht van de regels waarbij we u om uw medewerking vragen:
REGELS GEZONDHEIDSRISICO’S KINDERCENTRUM ’T KASTEELTJE VOOR OUDERS
1. Gebruik medicijnen en allergieën
- Pedagogisch medewerkers mogen alleen medicijnen verstrekken aan een kind indien daarvoor een formulier “Overeenkomst gebruik geneesmiddelen” categorie 2 (op recept) of categorie 3 (zelfzorgmiddelen) door de ouders is ingevuld.
- Ouders verstrekken altijd zelf de medicijnen per dag of periode in de originele verpakking met bijsluiter
- Ouders controleren de houdbaarheidsdatum van de medicijnen
- Onder medicijnen verstaan wij zowel op recept verkregen medicijnen als alle zelfzorgmiddelen waar een bijsluiter bij zit. (Zie de uitgebreide beschrijving in het beleidsplan onder punt Medicijnen en medisch handelen)
- Medicijnen worden altijd op een daarvoor aangewezen plaats, buiten het bereik van kinderen, door de leiding bewaard.
- Als uw kind een ziekte heeft, moet u dit altijd melden bij de groepsleiding.
- Allergieën / voedselallergie en diëten moet u altijd melden bij de groepsleiding.
- Ook hiervoor is een formulier te verkrijgen via de groepsleiding en/of via de website www.t-kasteeltje.nl
2. Voeding
- U bent mede verantwoordelijk voor de kwaliteit van de meegebrachte babyvoeding, moedermelk of voeding uit potjes. Wij benadrukken dat producten die koel moeten zijn en blijven pas vlak voor vertrek van huis uit de koelkast gehaald dienen te worden. Indien nodig vervoert u deze in een koelbox.
- U kunt de voeding die gekoeld bewaard moet blijven (flessen) direct in de koelkast zetten.
- Bij alle voeding die u meegeeft, vragen wij u dat te doen in een deugdelijke, afsluitbare verpakking voorzien van naam van uw kind.
- Bij gekolfde borstvoeding vragen wij u deze bevroren mee te brengen, voorzien van naam van uw kind. Op het dagverblijf wordt deze in de koeling geplaatst.
- Indien een kind speciale voeding / dieet heeft, dienen ouders dit zelf mee te geven naar het Kindercentrum.
- In geval van een voedselallergie dienen ouders het formulier “Allergische Reacties” in te vullen en af te geven bij de groepsleiding.
- Wij gaan er van uit dat het uitkoken van flessen en speentjes thuis gebeurt.
3. Buitenruimte
- Kinderen die overgevoelig zijn voor stuifmeel allergie, worden binnen gehouden in een actieve stuifmeel periode als ze er last van hebben. Deuren en ramen worden dan dicht gehouden. U moet wel zelf aangeven dat uw kind hiervoor gevoelig is.
- Op het Kindercentrum is bij zonnig weer altijd een zonnebrandcrème met hoge beschermingsfactor aanwezig waarmee de groepsleiding de kinderen in smeert. Indien u liever een eigen crème gebruikt dient u deze zelf mee te geven.
- Wij vragen de ouders bij mooi weer om hun kind thuis alvast in te smeren zodat ze meteen naar buiten kunnen.
- Kinderen met gevoelige huid moeten bij zonnig weer kleding aan houden (minimaal een T-shirt over de zwemkleding) en een pet op als u die meegeeft. U moet wel zelf aangeven dat uw kind extra gevoelig is voor de zon.
- Indien we naar de bossen gaan met kinderen moeten zij (beschermende) kleding aan hebben (dichte schoenen, broek / rok en T-shirt.)
- Wij informeren u als we naar het bos zijn geweest (Kijk op het mededelingenbord). Wij vragen u uw kind te controleren op teken.
- Indien uw kind een allergische reactie krijgt van insectenbeten / wespen steken dient u dit kenbaar te maken via het formulier “Allergische reacties”
4. Overigen
- Er mogen geen (huis-)dieren binnen het Kindercentrum zijn. Uitzondering hierop zijn schilpadden en vissen.
U mag uw huisdier dus niet meenemen in het Kindercentrum.
Op de kinderdagopvang wordt steeds gewisseld tussen speel-leeractiviteiten en verzorging-leeractiviteiten zoals eten, drinken, naar het toilet gaan of verschoond worden. Ook is er steeds een wisseling tussen spontane, vrije activiteiten waarin de kinderen min of meer bepalen wat ze gaan doen, en momenten waarop de groepsleiding activiteiten aanbiedt. Dit samen bepaald het dagritme in de groep waarbij steeds aangesloten wordt bij de behoeften en bioritmen van het individuele kind.
In het volgende artikel beschrijven we per gebied welke activiteiten aangeboden worden of hoe we daar mee omgaan. Dit splitsen we uit in een beschrijving voor baby’s, dreumesen en peuters.
In de praktijk wordt vooral gekeken naar de ontwikkeling van het kind en is de splitsing in activiteiten niet precies in leeftijden te verdelen. Ontwikkeling gaat met sprongen en lopen ook niet op alle gebieden gelijk. Uitgangspunt voor de groepsleiding is steeds wat het kind aangeeft en aan kan. Globaal maken we onderscheid in de volgende 4 groepen:
- Baby-groep (0 tot 1,5 jarigen)
- Baby-dreumesgroep (0 tot 3 jarigen)
- Dreumesgroep (1 tot 3 jarigen)
- Dreumes-peutergroep (1 tot 4 jarigen)
ACTIVITEITEN BABY’S
ETEN EN DRINKEN
Naast de noodzakelijkheid van eten en drinken, is dit ook een moment om samen van te genieten. Bij baby’s die uit de fles drinken is dit een moment waarop de leidster een 1 op1 moment heeft met het kind. Bij uitstek een moment waarop gewerkt wordt aan het welbevinden en sociale contact tussen baby en leidster. Iets oudere baby’s kunnen eten in een kinderstoel en maken kennis met voedsel dat ze kunnen afhappen van een lepel of afbijten en kauwen. Baby’s verwerven steeds meer vaardigheden zoals drinken uit een beker, zelf de lepel vasthouden of fruit vasthouden. Wij geven de baby’s veel tijd en ruimte om nieuw voedsel te verkennen. Door ze het ook zintuiglijk te laten ervaren (eraan likken, proeven en voelen) raken zij vertrouwd met het eten. Met ouders van baby’s worden vooraf heldere afspraken gemaakt over de voedingsschema’s en soorten voeding die het kind krijgt. Baby’s eten en drinken in principe altijd wat u mee geeft. Meer informatie hierover vindt u onder het punt Eten en drinken door u meegegeven
VERSCHONEN
Baby’s worden meestal 3 keer per dag op het dagverblijf verschoond. Hierbij gebruiken wij luiers en billendoekjes van het merk Pampers die door het Kindercentrum verstrekt worden. Indien nodig is op de groep ook Sudo-crème aanwezig voor geïrriteerde huid. Als u liever heeft dat producten van een ander merk gebruikt worden, dient u deze wel zelf mee te geven en dit te overleggen met de groepsleiding.
Bij de verzorging zijn herhaling en rituelen belangrijk voor de emotionele veiligheid en band tussen het kind en de leidster. Leidsters beginnen alle verzorgingsmomenten met de aandacht te vragen van het kind. Ze legt ook met woorden uit wat ze gaat doen en nodigt daarbij het kind uit om mee te doen. Door van te voren te vertellen wat er gaat gebeuren kan een kind zich er mentaal en fysiek op voorbereiden. Door de volgorde van handelingen steeds hetzelfde te houden wordt het verzorgen herkenbaar en voorspelbaar voor het kind. Het kost de meeste kinderen tijd om waar te nemen wat de leidster doet en wat ze van hen vraagt. Daarom wordt het tempo mede bepaald door het kind. Zo worden ook deze momenten een moment van persoonlijke aandacht, samenspel en plezier beleven. De leidster heeft ook respect voor de autonomie van het kind en geeft ruimte voor initiatieven die het kind toont tijdens de verzorgende handelingen. Als het kind bijvoorbeeld erg bezig is met zijn voeten te ontdekken, en tijdens het verschonen dus steeds zijn benen optrekt, gaan dit even voor. De leidster zal het kind de ruimte geven om met zijn voeten te spelen en past daar haar interactie op aan.
SLAPEN
In het begin ziet de leidster dat de baby toe is aan slapen. Er zijn met de ouder ook afspraken gemaakt over de slaaptijden en rituelen die thuis gewend zijn zoals het gebruik van knuffels en een speentje. Kinderen slapen zoveel mogelijk in eigen bedjes, de bedden worden door meerdere kinderen gebruikt, ieder kind gebruikt een eigen onderlaken. Wij gebruiken badstofdekens om de kinderen onder te stoppen als zij geen slaapzak gebruiken. Indien uw kind in een slaapzak slaapt brengt u deze mee naar de opvang en slaapt uw kind in zijn / haar eigen slaapzak.
Het inbakeren, kinderen vastleggen zodat zij geen bewegingsvrijheid hebben in bed, wordt door ons om veiligheidsredenen niet gedaan. Indien er slaapproblemen bij uw kind zijn, wat u met inbakeren tracht te verlichten, zullen wij daar aandacht en zorg aan besteden. Hiermee willen wij het kind leren rustig te gaan slapen. Baby’s worden altijd op de rug in bed gelegd, en tijdens de slaap terug op de rug gedraaid zodra de leidster opmerkt dat het kind op de buik is gaan slapen. Ook dit is een beleidspunt waarbij gekozen wordt voor de veiligheid van uw kind in verband met adviezen rondom de voorkoming van wiegendood. Het kan echter zo zijn dat uw kind steeds in een andere houding blijft draaien, en vastleggen op de rug is geen optie. Indien uw kind gewend is op een andere manier dan op de rug in slaap te vallen, kunt u een formulier tekenen waarin u zich bekend verklaard met de verhoogde risico’s en toestemming geeft uw kind in een andere houding te laten slapen.
SAMEN SPELEN
Het samenspelen bij baby’s begint vaak met contact maken door lachen, aanraken, geluidjes maken en naar elkaar staren. Die interacties tussen baby’s onderling en baby’s met leidsters krijgen vaak een vervolg met spelletjes zoals elkaar speeltjes geven en terug pakken. Baby’s gaan ook gedrag imiteren zoals het lachen en terug lachen, met een rammelaar zwaaien om de aandacht te vragen van de ander. De leidster reageert hier op door het spelletje voort te zetten en ook een geluidje te maken.
BEWEGEN EN ZINTUIGLIJK WAARNEMEN
Bij baby’s is het directe contact heel belangrijk, hun beleving is voornamelijk zintuiglijk. De zintuigen van de baby staan open voor allerlei indrukken. Voor de ontwikkeling is het van groot belang dat alle zintuigen goed functioneren. Spelletjes die de ontwikkeling bevorderen zijn onder andere, kiekeboe spelen, plaatjes kijken, balspelletjes, schootspelletjes met liedjes of eenvoudige bewegingen en oefeningen om het lopen, om zitten en staan te stimuleren. Stapsgewijs leert de baby een aantal vaardigheden en krijgt het steeds meer beheersing over zijn ledematen en spieren.
Het hoofdje recht houden, zich omrollen, zich optrekken, grijpen, vastpakken en loslaten, het zijn allemaal vaardigheden die het kind in zijn latere leven vele malen per dag zal toepassen. Bovendien zijn al die bewegingen weer de basis voor verdere ontwikkelingen. Het doen van deze spelletjes is een duidelijke activiteit. Het is goed voor de ontwikkeling maar ook voor het plezier. De aard en de duur van de spelletjes hangt af van de leeftijd. Belangrijk is te weten dat elk kind zich in zijn eigen tempo ontwikkelt. Hiertoe wordt alle ruimte gegeven.
Het ontwikkelen van zintuigen begint al met het lijfelijke contact bij knuffelen, voeden en verschonen. Alles wat de baby pakt en voelt wordt verkend, aan het begin vooral via de mond; hard-zacht, ruw-glad, koud-warm, groot-klein enzovoorts. Op het dagverblijf maken we daar een activiteit van door soms bewust materialen binnen het bereik te leggen (of net iets erbuiten om de motoriek weer te prikkelen). Maar ook in alle handelingen door de dag heen zijn spontane ervaringsmomenten; eten met de handen verkennen, proeven, ruiken, spelen in de zon (warm) of schaduw (koud), spelen in het zand of op de tegels, geluidjes die ergens vandaan komen, diepte herkennen als je ergens overheen kruipt.
Wij proberen door het aanbieden van een veelheid aan materialen en mogelijkheden en een gericht aanbod van activiteitjes die passen bij wat de baby aangeeft, een meerwaarde te geven aan het bezoek van ons kinderdagopvang.
GELUID, MUZIEK, DANS EN BEWEGING
Baby’s reageren op geluiden om zich heen; je kunt aan de reactie zien of het vertrouwde of nieuwe geluidjes zijn.
De leidster sluit daar weer op aan door in een activiteit verschillende geluiden aan te bieden en te kijken wat de reactie is. Door samen met de baby op geluiden te bewegen (bijvoorbeeld de armpjes te bewegen of te wiegen op het ritme van de muziek) kan de baby die beweging voortzetten als de leidster daarmee stopt. Door jezelf te verstoppen maar wel geluidjes te blijven maken zal de baby gaan zoeken waar het vandaan komt. Door de baby zelf met materialen geluiden te laten maken leren zij het verband tussen iets laten bewegen en het geluid wat het voorwerp dan maakt. Door eenvoudige liedjes en rijmpjes aan te bieden en regelmatig te herhalen gaan ze spontaan korte stukjes nadoen en meezingen, de bewegingen die daar vaak bij horen bieden weer steun bij het nabootsen van klanken. Bewegingen die het kind bijvoorbeeld op schoot ervaart bij een paardenliedje “Damespaard, herenpaard en boerenknol” dragen op hun beurt weer bij aan de motorische ontwikkeling en evenwichtsgevoel. Zodra de mogelijkheden van bewegen toenemen zal ook de ontdekkingstocht naar geluidjes uitgebreid worden; overal wordt op getikt, aan gerammeld, verschoven en betast op zoek naar het hardste, zachtste, mooiste en onaangenaamst geluid. Zo zijn geluiden, muziek, dans en beweging al vanaf baby af aan onlosmakelijk verbonden met de ontwikkeling. Deze activiteiten zijn dan ook dagelijks en meerdere keren op een dag terug te vinden op het dagverblijf.
BEELDENDE EXPRESSIE
Beeldende expressie is in beginsel een manier van communiceren met je buitenwereld; laten zien wat je denkt, voelt, wil, of om een sfeer op te roepen. Kinderen ontdekken wie ze zelf zijn, ontwikkelen daarbij motorische en zintuiglijke competenties, hebben vaak interactie met andere kinderen of volwassenen en ontwikkelen ook cognitieve competenties zoals kennis van kleur, vormen, materialen, de ruimte waarin ze bewegen.Bij beeldende expressie komen op een speelse manier dus veel competenties bij elkaar waarbij de uitgangspunten relatie, competentie en autonomie sterk vertegenwoordigd zijn.
De activiteiten bij baby’s zijn vooral op het lichaam gericht. Ze reageren spontaan met hun hele lijf op kleuren, vormen, geuren, smaken, tast, geluid en ritme. Baby’s maken met wat zij zien, horen, voelen, ruiken en proeven een verbinding met vertrouwde mensen en situaties. Activiteiten op de kinderdagopvang lokken vooral allerlei emoties en bewegingen op bij de baby’s, een doosje met lapjes van allerlei verschillend materiaal (jute, vilt, wol, karton etc) Het ervaren van de verschillen, ervaren wat prettig voelt en wat niet roept buiten zintuiglijke waarnemingen ook expressie op.
NATUUR EN FYSIEKE OMGEVING
Jonge kinderen zijn van nature betrokken bij hun omgeving. Deze betrokkenheid uit zich in op dingen afgaan en opgaan in wat ze beleven. Wat als baby begint met voelen wat direct en per ongeluk in je omgeving aangeraakt kan worden, wordt vervolgd door rollen, kruipen en lopen waardoor het begrip “omgeving” steeds groter wordt. Het verkennen van de omgeving is een belangrijke zaak, en hoewel de leidsters alert zijn op potentiële gevaren stimuleren zij het kind in zijn ontdekkingsdrang. Bij baby’s zijn de activiteiten vooral gericht op zintuiglijke ervaringen: het voelen van de wind langs je gezicht of kriebelen met een blaadje of gras. Als de baby’s met mooi weer buiten zijn en er zijn kleine beestjes zoals een lieveheersbeestje, kun je die over de handen laten lopen of ga je voelen aan warme en koude oppervlakten.
Ook het gericht kijken naar dingen uit de natuur zoals het ritselen van bladeren in de wind tijdens het wandelen buiten, een windmolentje, kruipende beestjes of bloemen kan een heel spel opleveren. Soms hoort het kind ineens een geluidje wat hem interesseert, door dat te herhalen en benoemen of op onderzoek uit te gaan waar het bij hoort ontstaat een nieuwe activiteit. Het ruiken aan of proeven van dingetjes uit de directe omgeving gebeurt de hele dag door, vaak op een spontane manier. Maar het kan ook een spelletje worden wat samen gespeeld wordt. Zodra het kruipen begint wordt de wereld van de baby ineens veel groter; het ervaren van de ruimte, verstoppen, kiekeboe spelen, ergens overheen kruipen, of juist onderdoor biedt tal van kansen voor eigen ontdekkingen, maar ook in samenspel met andere baby’s of leiding!
Baby’s zijn in al deze situaties nieuwsgierig naar het effect van hun handelen. Daarom worden spelletjes eindeloos herhaald, soms met kleine variaties, juist om grip op de omgeving te krijgen.
ORDENEN, METEN EN REKENEN
Bij baby’s zal niet door iedereen meteen aan activiteiten met meten en rekenen gedacht worden. Toch zijn ook baby’s bezig met het inschatten van diepte (de ervaring van dichtbij en ver weg, bij het omrollen richting een spiegel, bij het kijken naar een speeltje boven de box). Ook het ordenen begint met kenmerken van voorwerpen leren onderscheiden; het waarnemen van kleuren, het in de mond steken van allerlei voorwerpen, het betasten van een hard en zacht speelgoedje zijn allemaal voorbeelden van leren ordenen (heel onbewust, maar wel in de groepen “prettig” en “vervelend”.)
Het ordenen van de ruimte is een van de bekendste activiteiten met een baby: het kind ziet iets wat zijn aandacht trekt, dat wordt door de leidster “weggetoverd”, het is er niet meer… maar gelukkig tovert ze het weer terug!
Ordening in tijd wordt gestimuleerd door de vaste rituelen op vaste momenten van de dag. Een baby van 4 maanden zal al gericht naar de leidster kijken als die bij het bedje komt staan na het slapen. De armpjes gaan alvast omhoog; na het binnenkomen van de leidster volgt namelijk het optillen (ordening in tijd). Door veel waarde te hechten aan deze vaste rituelen op vaste tijden, en daarbij goed naar de signalen van baby’s te kijken, helpen we de baby met het ontwikkelen van tijdsbesef.
Het gaat dus zeker niet om het overbrengen van kennis en begrippen, maar om ervaringen die zich spontaan voordoen tijdens de verzorging en spel.
COMMUNICATIE EN TAAL
Baby’s, dreumesen en peuters communiceren in twee talen: met hun lichaam en eerst via geluidjes en later het praten.
Leidsters spreken ook beide talen en willen begrijpen wat het kind zegt of probeert te zeggen. Door goed te kijken en luisteren naar het kind wordt belangstelling getoond, communicatie is de basis voor het welbevinden van het kind! Het delen van emoties, ervaringen, contact maken, kinderen uitdagen om activiteiten te ondernemen of helpen hun weg te vinden.
Er zijn bij kinderen grote verschillen in het tempo van de taalontwikkeling. Sommige baby’s beginnen al met 8 maanden aan de eerste woordjes, sommige pas bij 2 jaar. Sommige baby’s steken hun energie eerst in het ontwikkelen van motoriek voordat ze actief met taal aan de slag gaan. Leidsters blijven natuurlijk veel taal aanbieden, taalaanbod stimuleert de taalontwikkeling. Tijdens verzorgende handelingen wordt veel benoemd en met de baby gepraat, tijdens het spel wordt gereageerd op klanken die de baby maakt. Er wordt ook gespeeld met het maken van geluidjes zodat de baby zich richt op spraakgeluiden en deze onderscheidt van omgevingsgeluiden. Door in dat spel te reageren op de lichamelijke reacties van de baby ontstaat communicatie. Als de baby van klanken over gaat naar woorden en als ze ontdekken dat woorden ook een bepaalde betekenis hebben worden situaties uitgelokt om die taal actief te gaan gebruiken (bij het horen van “die” en wijzen naar een speelgoedje zal de leidster er een spelletje van maken)
Een rijk en gevarieerd taalaanbod wordt de groepsleiding belangrijk gevonden; praten over wat de baby aan het doen is (wil jij kijken?) praten over wat jezelf aan het doen bent (Ik ga jou optillen), praten over waar de baby naar kijkt (Oh, dat is een mooie beer). Ook in allerlei spelletjes komt dat naar voren (Waar is jouw neus?, Er komt een muisje aangekropen dat kriebelt in jouw nekje!).Het uitgangspunt is steeds dat we aansluiten bij waar de baby mee bezig is zodat de taalactiviteit interactief en betekenisvol is.
PASSIEVE TAALONTWIKKELING
Voordat kinderen zelf gaan praten is de taalontwikkeling al in volle gang. Hierbij wordt een passieve woordenschat aangelegd. De kinderen begrijpen de betekenis van de woorden die ze aangeboden worden door hun omgeving zonder ze zelf actief te kunnen gebruiken. We noemen dat de passieve taalontwikkeling. Leidsters spelen in op deze ontwikkeling door ook op non-verbale signalen van het kind te reageren. Als het kind de armpjes strekt bij het zien van een bal, wordt het woordje “bal” genoemd. Na verloop van tijd is het woordje “bal” genoeg voor het kind op daarop al te reageren, daarna wordt de bal er ook weer bijgehaald om mee te spelen. Het verschil tussen begrijpen en zelf produceren van woorden blijft langer doorgaan dan alleen de baby tijd. Ook bij dreumesen en peuters is dat verschil nog groot. Door steeds de passieve woordenschat uit te breiden, wordt de actieve woordenschat ook steeds groter. Naarmate de leeftijd toeneemt wordt het voor het kind ook duidelijk dat 1 voorwerp meerdere woorden kent (plak en lijm) of 1 woord meerdere betekenissen kan hebben (blaadje ; blaadje aan de boom en blaadje waarop je tekent).
Leidsters spelen steeds in op het verwervingsniveau van het individuele kind door een rijk en gevarieerd taalaanbod aan te bieden, waardoor het kind bevestigd wordt in het gebruik van taal in zijn actieve woordenschat, maar ook gevoed blijft in de ontwikkeling van zijn passieve woordenschat.
Op de kinderdagopvang wordt steeds gewisseld tussen speel-leeractiviteiten en verzorging-leeractiviteiten zoals eten, drinken, naar het toilet gaan of verschoond worden. Ook is er steeds een wisseling tussen spontane, vrije activiteiten waarin de kinderen min of meer bepalen wat ze gaan doen, en momenten waarop de groepsleiding activiteiten aanbiedt. Dit samen bepaald het dagritme in de groep waarbij steeds aangesloten wordt bij de behoeften en bioritmen van het individuele kind.
In het volgende artikel beschrijven we per gebied welke activiteiten aangeboden worden of hoe we daar mee omgaan. Dit splitsen we uit in een beschrijving voor baby’s, dreumesen en peuters.
In de praktijk wordt vooral gekeken naar de ontwikkeling van het kind en is de splitsing in activiteiten niet precies in leeftijden te verdelen. Ontwikkeling gaat met sprongen en lopen ook niet op alle gebieden gelijk. Uitgangspunt voor de groepsleiding is steeds wat het kind aangeeft en aan kan. Globaal maken we onderscheid in de volgende 4 groepen:
- Baby-groep (0 tot 1,5 jarigen)
- Baby-dreumesgroep (0 tot 3 jarigen)
- Dreumesgroep (1 tot 3 jarigen)
- Dreumes-peutergroep (1 tot 4 jarigen)
ETEN EN DRINKEN
Naast de noodzakelijkheid van eten en drinken, is dit ook een moment om samen van te genieten. Het is dan ook meestal een plezierig en sociaal gebeuren. Voor dreumesen is de overgang naar gezamenlijk eten een hele stap. Door tijdig aan te kondigen dat er gegeten gaat worden, helpen de leidsters de kinderen bij het omschakelen. Vaak wordt ze eerst geleerd om in kleine groepjes, met een of twee andere kinderen samen te eten. Later eten en drinken ze samen aan de tafel en ze leren gesprekken voeren met elkaar en de leidsters. Er is aandacht voor de toenemende zelfredzaamheid en het vermogen en de wens om samen met de andere kinderen het eet- en drinkritme van de groep te volgen. Tweejarigen zijn nog overwegend op zichzelf en het eten gericht. Maar voor de driejarigen wordt het samen eten en drinken steeds meer een gezellig gebeuren met liedjes, grapjes en gesprekjes met de andere kinderen en leidsters. Ook de behoefte om het eten en drinken zelf te kunnen en willen doen is belangrijk.
In deze groep staan leren kiezen wat je op je brood wil, leren zelf je brood te smeren, beleggen en snijden centraal. Als een kind niet of weinig wil eten, kan dat verschillende oorzaken hebben. Misschien heeft hij of zij geen trek of smaakt het voorgezette eten niet lekker / anders dan (thuis) gewend. Soms moeten kinderen wennen aan een ander voedsel of een andere manier van klaarmaken. Er wordt door de groepsleiding gekeken naar de mogelijke oorzaken en overlegd met de ouders als dit zich voor doet. Wij willen niet dat het eten een strijdtoneel wordt, waar kind en leidster uitvechten wie de baas is. Het weigeren van eten is een krachtig wapen voor een kind. Wij willen voorkomen dat het eten een bron van frustratie wordt in plaats van een prettig samen zijn. Vaak wordt geprobeerd bij weigering het eten op een speelse manier anders aan te bieden, het kind opnieuw te richten op het eten in plaats van het weigeren.
VERSCHONEN
Herhaling en rituelen zijn ook hier belangrijk voor de emotionele veiligheid. Leidsters beginnen alle verzorgingsmomenten met de aandacht te vragen van het kind. Ze legt ook met woorden uit wat ze gaat doen en nodigt daarbij het kind uit om mee te doen. Door van te voren te vertellen wat er gaat gebeuren kan een kind zich er mentaal en fysiek op voorbereiden. Door de volgorde van handelingen steeds hetzelfde te houden wordt het verzorgen herkenbaar en voorspelbaar voor het kind. Het kost de meeste kinderen tijd om waar te nemen wat de leidster doet en wat ze van hen vraagt. Daarom wordt het tempo mede bepaald door het kind. Sommige dreumesen willen zo snel mogelijk verder spelen, anderen zijn echt bezig deze vaardigheden zelf te leren en nemen daar de tijd voor. Zo worden ook deze momenten een moment van persoonlijke aandacht, samenspel en plezier beleven. De leidster heeft ook respect voor de autonomie van het kind en geeft ruimte voor initiatieven die het kind toont.
ZINDELIJKHEID
Leidsters zijn alert op signalen die kinderen aangeven op het moment dat zindelijk worden belangrijk lijkt te worden voor het kind. Een leidster benoemd het poepen of plassen als zij ziet dat het kind daar mee bezig is om het kind bewust te maken van de spieren die het om dat moment gebruikt. Ook de manier van bewegen die kinderen laten zien voordat het moet plassen of poepen wordt benoemd door de leidster, met de vraag of uitnodiging om dit samen op het potje te doen. Het kan ook zijn dat de ouder aangeeft dat ze thuis met de zindelijkheid bezig zijn. Uiteraard is in beide gevallen van belang dat thuis en in de opvang op dezelfde manier en op dezelfde tijd met zindelijkheid gestart wordt. Ook hierover wordt dus goed gecommuniceerd tussen ouders en groepsleidsters.
Als het kind er aan toe is, gaat het ook naar het (verlaagde) kindertoilet op de groep. Ook hier geldt weer dat rekening gehouden wordt met de autonomie van het kind; soms geven kinderen aan dat ze ‘alleen’ op het potje willen, soms juist liever buiten de toilet zodat oogcontact blijft, soms moet de leidster dichtbij blijven, soms willen kinderen juist wat meer privacy. Ook bij het aan en uitkleden nodigt de leidster vanaf het begin af aan het kind uit om mee te doen.
SLAPEN
Bij dreumesen kijkt de groepsleidster goed naar de signalen die het kind afgeeft. Soms is het slaapritme, of de behoefte aan slaap, anders dan in de thuissituatie. Het kind is steeds actiever, doet veel indrukken op en kan daardoor soms behoefte hebben aan even rust. Het kan ook voor komen dat het kind juist minder vaak gaat slapen dan thuis door alle prikkels. De slaaptijden worden steeds genoteerd en besproken bij het ophalen. Langzaam aan leren kinderen wanneer ze even moeten rusten voor ze verder spelen. Dit heeft alles te maken met het groeiende bewustzijn. Leidster anticiperen hierop. Het aan en uitkleden wordt vaak een spelletje; armpjes omhoog doen, truitje over je hoofd trekken (kiekeboe), grapjes maken zoals sokjes steeds uittrekken, armpjes verstoppen als de leidster iets aan wil trekken… Naast het meespelen en plezier beleven wordt veel aandacht besteed aan het benoemen van handelingen en woorden voor lichaamsdelen, kledingstukken etc.
SAMEN SPELEN
Bij dreumesen vormt imitatie een ware activiteit; het ene kind bedenkt iets, de ander doet het na. Soms zal de groepsleidster dit gedrag uitdagen bij de kinderen om zo tot een leuk samenspel te komen. Kinderen die bij elkaar in de buurt aan het spelen zijn zullen af en toe naar elkaar kijken en hetzelfde spel overnemen. Soms heeft een kind daarbij behoefte aan ondersteuning van de groepsleidster om zich die handeling eigen te maken. Als de kinderen wat groter worden zie je ook het kortdurende samenspel in de groep; het ene kind stapelt een blok op de toren van de ander. Ook het rollenspel krijgt vorm; eerst vaak nog alleen, later vaak met de leidster. Samen ‘een kopje thee drinken’ in de keukenhoek of doen alsof je een hondje bent. Doordat de leidster imitatiespelletjes vaker herhaalt, worden deze bekend bij de kinderen. Met nieuwe of meer teruggetrokken kinderen is het imitatiespel vaak een prima, veilige ingang voor het kind om mee te doen. Iets nadoen, herhalen, een beetje anders na te doen, zelf initiatief te tonen en dat de leidster dat weer herhaalt geeft een veilig gevoel van het spel in de hand hebben. Vaak komen andere kinderen spontaan mee doen zodat het leggen van contacten bevorderd wordt. Veel liedjes en bewegingsspelletjes zijn ook voorbeelden van imitatie-activiteiten.
BEWEGEN EN ZINTUIGLIJK WAARNEMEN
Kinderen leren op een natuurlijke weg tijdens hun dagelijkse activiteiten veel met betrekking tot bewegen en zintuiglijk waarnemen. Baby’s krijgen van leidsters de tijd om zich om te rollen tijdens het verschonen en om hun hoofdje op te tillen en te kijken. Wanneer dreumesen de ruimte en materialen krijgen om te kruipen, lopen, rennen, glijden, springen, klauteren, schommelen, fietsen, proeven, voelen en bekijken gaan ze over het algemeen positief en enthousiast op deze uitdagingen in. Een deel van de ontwikkeling komt dus uit uitdagende materialen en een uitdagende ruimte. Een ander deel komt uit de interactie met leidsters, de ruimte krijgen om dingen te ontdekken en de kansen krijgen om te oefenen. Leidsters gaan dan ook rustig om met de schrammetjes en zere billen die bij deze ontwikkeling van vallen en opstaan hoort. Hierbij is natuurlijk wel steeds oog voor gevaarlijke situaties waarin al te avontuurlijke dreumesen soms kunnen belanden. Zowel voor het binnen als buitenspel zijn uitdagende materialen beschikbaar die passen bij de ontwikkelingsfase waarin een dreumes zich bevindt. Voor de grove motoriek zijn bijvoorbeeld klim en klauter materialen, fietsjes, karretjes, glijbaantje en ballenbak aanwezig. Voor de fijne motoriek zijn ook spelmaterialen zoals blokken, puzzels, klei en verf aanwezig, maar hier moet ook gedacht worden aan de kansen die we vinden bij de dagelijkse verzorging (vasthouden van een beker, boterham smeren, helpen bij aan en uitkleden). We bieden dus ruimte en spelmateriaal aan voor spontane vrijspel activiteiten waar kinderen op een veilige en uitdagende manier zelfstandig mee aan de slag kunnen. We laten het kind doen wat het zelf kan en ondersteunen initiatieven als ze daar hulp bij nodig hebben. De dagelijkse handelingen worden als leer en oefenmoment benut; zelf op de commode klimmen via de speciaal voor kinderen aangebrachte trapjes, en zelf afklimmen, zelf naar je bedje lopen, boterhammen smeren, enzovoorts. Kinderen worden door de groepsleiding ook uitgedaagd om voor hen onbekende activiteiten te ondernemen, maar nooit gedwongen om iets te doen. Vaak wordt het spel al uitgelokt door voorbeeldgedrag van de leidster, waarna de kinderen het maar al te graag gaan imiteren. Ook voor het prikkelen van de zintuigen is bij dreumesen een scala van activiteiten waar we gebruik van maken. We stimuleren het kind eens iets anders te eten (beleg op de boterham, fruitsoorten, maar ook in spelvorm als proef-spelletje), doen ruik-spelletjes om het ruiken te verkennen (door ruiken raden wat er in een doosje zit) of spelen spelletjes waarbij voelen belangrijk is (blinddoek om en voelen, handen in een doosje doen en iets voelen). Soms biedt zich een situatie in waarin zo’n spel spontaan ontstaat (Een kind wat zegt: bah, die boterham stinkt. Ruiken aan pindakaas, een aardbei, kaas enzovoorts wat later weer een proef spelletje kan worden). Soms biedt de leidster dit soort activiteit aan in een meer geleide vorm; door een spannend doosje bij zich te hebben waar een knuffel een verhaal bij vertelt over “iets voelen in het donker”….
GELUID, MUZIEK, DANS EN BEWEGING
Dreumesen raken meer en meer geïnteresseerd in het aanleren van de goede bewegingen bij de tekst van liedjes. Ze gaan ook spontaan liedjes gebruiken in hun spel. Ze leren met liedjes en bewegingen over dagelijkse dingen; liedjes over eten, aankleden, opruimen en gaan slapen. Liedjes zingen wordt steeds betekenisvoller, en leidsters springen daarop in door het juiste liedje aan te leren als ze iets waarnemen in de groep of bij een kind. Naast de liedjes, bewegingen en dansjes komen nu ook de muziek instrumenten steeds meer in zicht. Niet meer alleen om het geluidje te verkennen zoals bij de baby’s, maar om een verjaardagsliedje te ondersteunen of om instrumenten te sorteren op hard en zacht. Instrumenten worden ook door leidsters gebruikt om een spel mee te doen; hard zacht, snel langzaam, ieder geluidje met een eigen beweging. Naast de aandacht voor het zelf zingen waarbij de leidsters met de kinderen zingen, bieden allerlei peuter-liedjes op cd ook weer mogelijkheden voor zang, dans of gewoon lekker luisteren. Bij de dreumesen ligt naast de spontane ontwikkeling de nadruk bij begeleide activiteiten vooral op het combineren van alle mogelijkheden die ze ontdekken; taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. Liedjes en bewegingen (dans als je wilt) ondersteunen vaak ook dagelijkse rituelen zoals het liedje “Smakelijk eten” voordat aan de lunch begonnen wordt.
BEELDENDE EXPRESSIE
Beeldende expressie is in beginsel een manier van communiceren met je buitenwereld; laten zien wat je denkt, voelt, wil, of om een sfeer op te roepen. Kinderen ontdekken wie ze zelf zijn, ontwikkelen daarbij motorische en zintuiglijke competenties, hebben vaak interactie met andere kinderen of volwassenen en ontwikkelen ook cognitieve competenties zoals kennis van kleur, vormen, materialen, de ruimte waarin ze bewegen. Bij beeldende expressie komen op een speelse manier dus veel competenties bij elkaar waarbij de uitgangspunten relatie, competentie en autonomie sterk vertegenwoordigd zijn. De leidsters zijn er niet op gericht om de dreumesen te helpen bij het realiseren van een eindproduct, het gaat om het plezier in de beweging, de ervaring dat je iets kunt doen of laten zien met je lichaam, je iets mooi kunt maken. De leidsters tonen daarbij vooral vertrouwen en waardering in de mogelijkheden van het kind; ze beoordelen een krastekening niet op wat het niet is; het lijkt (nog) niet op een papa of mama. Ze beoordelen op het plezier van “iets kunnen maken”, de bewegingen maken, het ontdekken van een potlood, en de gevoelens die het kind daaraan koppelt… Daarbij nemen de leidsters net zo’n onderzoekende houding aan als het kind; samen beleven ze de verwondering, ze leven zich in in de belevingswereld van het kind. De leidsters maken gebruik van spontane voorvallen en bieden activiteiten aan. Ze laten de kinderen spelenderwijs kennis maken met de wereld om hen heen, zodat hun waarneming en creativiteit worden uitgedaagd en gestimuleerd. Ook bij dreumesen gaat het allemaal vaak nog om lichamelijke ervaringen. Ze beleven vooral plezier aan de waarnemingen: dat een kleurpotlood afgeeft, dat een papiertje kan scheuren, dat de kleur blauw als potlood kan maar ook als lapje stof en stukje plastic. Allerlei sorteerspelletjes, bewegingsliedjes waarbij iets gescheurd kan worden, grote vingerverfschilderijen maken door met handen of voeten door de verf te gaan leveren zintuiglijke competenties op, maar dragen ook bij aan de beeldende expressie. Bij de geleide activiteiten met dreumesen staat bij de leiding dus voorop dat het kind allerlei ervaringen op doet, materialen ontdekken en zintuiglijk vastleggen, en hun lichaam leren kennen (Wat kun je allemaal met je handen, voeten, gezicht, hele lijf? Een grote olifant nadoen, lopen als een reus, droevig of blij zijn, repen scheuren om schilderij mee te maken…).
NATUUR EN FYSIEKE OMGEVING
Jonge kinderen zijn van nature betrokken bij hun omgeving. Deze betrokkenheid uit zich in op dingen afgaan en opgaan in wat ze beleven. Wat als baby begint met voelen wat direct en per ongeluk in je omgeving aangeraakt kan worden, wordt vervolgd door rollen, kruipen en lopen waardoor het begrip “omgeving” steeds groter wordt. Het verkennen van de omgeving is een belangrijke zaak, en hoewel de leidsters alert zijn op potentiële gevaren stimuleren zij het kind in zijn ontdekkingsdrang. Dreumesen leren meer en meer zelf het gevaar inschatten, door vallen en opstaan ontdekken ze hoogte verschillen in de omgeving, het effect van een schuine ondergrond, het verschil in zand, gras of tegels als ondergrond of wat er gebeurt als je ergens afrolt, loopt of rijdt. Activiteiten in de natuur, tijdens een wandeling of in de buitenspeelruimte, kunnen bijvoorbeeld klauteren uitlokken; een omgevallen boomstam of een balk die ingegraven is biedt mogelijkheden voor tal van activiteiten. Maar denk ook aan de ervaringen zoals op een warme dag tóch even naar buiten als het regent, de regen op je tong voelen, met je handen in de plas… Leidsters zijn steeds gericht op het creëren van situaties voor “spontane” ontdekkingen, maar bieden door het inbrengen van spel en / of materialen ook geleide activiteiten aan. Door variatie in het dagprogramma en gebruik te maken van verschillende ruimtes (groepsruimte, speelhal, slaapkamertje, een wandelingetje in de bolderkar, buiten op de speelplaats, in de zandbak enzovoorts) krijgen de kinderen de ruimte voor het opdoen van allerlei ervaringen. Als de natuur niet fysiek aanwezig is in de directe omgeving, wordt met activiteiten de natuur naar binnen gehaald; een voeltafel met herfstbladeren, een kleine boomstam tijdelijk in de zandbak om mee te spelen, kleine beestjes zoeken op de speelplaats. Door het stellen van vragen, verwoorden van ervaringen bij de kinderen, en het uitnodigen van kinderen om ontdekkingen te delen met andere kinderen en leidsters wordt het ontdekken van de ruimte en natuur een spannende ontdekkingstocht!
ORDENEN, METEN EN REKENEN
Voor dreumesen en peuters zien we dat er van alles gesorteerd en geteld gaat worden; wat hoort in het winkeltje? Welke doos is te groot? Wie heeft er meer? Kan ik die bak optillen of is die te zwaar? In de zandbak worden alle schepjes verzameld, niet om mee te graven maar om alles bij elkaar te leggen… de peuters willen misschien alleen de rode schepjes. Ook het verschil tussen een grote koek en kleine koek is al snel bekend als je ze zelf laat kiezen. De bewegingsspelletjes of liedjes ondersteunen het tellen van (grote en kleine) stappen, in de handen klappen en (hoog en ver) springen. Door het vaste dagritme ontstaat ordening in tijd (“eerst eten, dan slapen en dan gaan we weer spelen hé?”) . En zo ordenen, meten en rekenen de dreumesen en peuters de hele dag. De leidsters laten naast de spontane ervaringen die kinderen opdoen dreumesen en peuters zich ook heel bewust worden van deze momenten. Door de ontdekkingen samen te delen en belangstelling te tonen voor de rekenactiviteit van het kind krijgt het steeds meer functie en wordt de situatie zinvol. Als het kind wil weten wanneer mama of papa hem op komt halen, kan het dagritme hulp bieden (“We gaan nu eerst spelen, dan fruit eten, nog een verhaal voorlezen en dan komt papa of mama”) Door te vragen naar wie de hoogste toren heeft gaan de dreumesen vergelijken, door niet zelf een speelgoedje uit de kast te pakken maar te vragen wie er bij kan zoekt de groep het “grootste kind” uit, door zand in een buis in de zandbak te scheppen en te vragen waar het zand is zal de dreumes opzoek gaan naar het antwoord, door de schoenen van alle kinderen op 1 hoop in het midden te leggen als we op het springkussen gaan hebben we daarna een leuke sorteer activiteit! Kortom: hele dagelijkse dingen nodigen uit tot het doen van leuke rekenactiviteiten en spelletjes!
COMMUNICATIE EN TAAL
Baby’s, dreumesen en peuters communiceren in twee talen: met hun lichaam en eerst via geluidjes en later het praten. Leidsters spreken ook beide talen en willen begrijpen wat het kind zegt of probeert te zeggen. Door goed te kijken en luisteren naar het kind wordt belangstelling getoond, communicatie is de basis voor het welbevinden van het kind! Het delen van emoties, ervaringen, contact maken, kinderen uitdagen om activiteiten te ondernemen of helpen hun weg te vinden. Leidsters blijven natuurlijk veel taal aanbieden, taalaanbod stimuleert de taalontwikkeling. Bij dreumesen zien we een groot verschil tussen begrijpen van communicatie (passieve taalontwikkeling) en zelf produceren van woorden. Ook hier verloopt de ontwikkeling in sprongen en is het de taak van de leidster om zo goed mogelijk aan te sluiten bij het kind. Vaak begrijpt de dreumes al heel veel woorden en kan het zelf ook steeds beter bedenken wat hij duidelijk wil maken, maar ontbreekt het hem nog aan een actieve woordenschat om dat uit te spreken. Soms praten de kinderen nog niet veel, of minder dan thuis. We nemen altijd de tijd om het kind zelf uit zijn woorden te laten komen, en proberen te voorkomen dat we alvast met woorden invullen wat het kind bedoelt (of misschien niet bedoelde, maar dan hoeft het alleen nog maar “ja” te zeggen en gaat iets doen wat hij eigenlijk niet bedoelde….) We geven de dreumesen en peuters dus de ruimte voor eigen taalproductie, stellen als het kan open vragen en proberen het kind te stimuleren zichzelf uit te drukken. Door zelf bewust gebruik te maken van lichaamstaal, mimiek, gebaren of dingen aan te wijzen als ze benoemd worden proberen we de gesproken taal te ondersteunen. Als we merken dat een kind bezig is met een nieuw woord of begrip, proberen we dat regelmatiger terug te laten komen in “toevallige” activiteiten.
Om de kinderen te helpen bij het ontdekken van de taal, worden in grote lijnen 3 methodes door leidsters gehanteerd.
Ze herhaalt wat gezegd is in de goede vorm, vaak met een aanvulling.
Kind: “Ik heb kusje gegeeft mama” Leidster “Wat lief, heb jij een kusje aan mama gegeven?”
Zo weet het kind dat het begrepen is, maar ontdekt ook de structuur van de zin.
Of we vragen na wat het kind bedoelt zonder te vullen wat je nog niet snapt.
Kind: “Mama auto eten halen toet niet” Leidster: “Ging mama met de auto weg?” Kind: “Ja, eten halen toetjes niet” Leidster: “Oh, mama ging met de auto boodschappen doen!” Kind “Mama auto boodschappen gedaan. Toetjes niet!” Leidster: “Hoefde mama geen toetjes te kopen in de winkel?” Kind: “Nee, toetjes thuis koelkast in ist!”
De leidster kan er ook voor kiezen door te praten over het onderwerp en zo de zinnetjes op de juiste manier aan te bieden zonder herhaling. Leidster: “Kom we gaan aan tafel zitten” Kind: “Klimmen zelf doen” Leidster: “Ja, en dan gaan we een boterham eten” Kind: “Pasta opdoen” Leidster: “Ja, jij mag de boterham smeren”
In deze drie zinnen was het taalaanbod steeds in een zelfde zin-structuur. De peuter zal dit op den duur ook overnemen, zonder steeds gecorrigeerd te worden in wat hij zelf inbrengt. En zo is de taal en communicatie een spel wat de hele dag door gespeeld wordt, verweven in alle activiteiten die we met de kinderen ondernemen en waar mogelijk in de belevingswereld van het kind! Dus niet alleen tijdens het voorlezen van een (prenten-)boek, het zingen van een lied, het opzeggen van een rijmpje, activiteiten die we natuurlijk ook aanbieden! Al was het alleen maar voor het plezier wat er samen met de kinderen aan beleven!
Op de kinderdagopvang wordt steeds gewisseld tussen speel-leeractiviteiten en verzorging-leeractiviteiten zoals eten, drinken, naar het toilet gaan of verschoond worden. Ook is er steeds een wisseling tussen spontane, vrije activiteiten waarin de kinderen min of meer bepalen wat ze gaan doen, en momenten waarop de groepsleiding activiteiten aanbiedt. Dit samen bepaald het dagritme in de groep waarbij steeds aangesloten wordt bij de behoeften en bioritmen van het individuele kind. Op de groepen wordt gewerkt met het voorschoolse programma Uk & Puk wat goed aansluit bij de behoeften van de kinderen, en waarbij veel ruimte is om in te spelen op het individuele kind.
In het volgende artikel beschrijven we per gebied welke activiteiten aangeboden worden of hoe we daar mee omgaan. Dit splitsen we uit in een beschrijving voor baby’s, dreumesen en peuters.
In de praktijk wordt vooral gekeken naar de ontwikkeling van het kind en is de splitsing in activiteiten niet precies in leeftijden te verdelen. Ontwikkeling gaat met sprongen en lopen ook niet op alle gebieden gelijk. Uitgangspunt voor de groepsleiding is steeds wat het kind aangeeft en aan kan. Globaal maken we onderscheid in de volgende 4 groepen:
- Baby-groep (0 tot 1,5 jarigen)
- Baby-dreumesgroep (0 tot 3 jarigen)
- Dreumesgroep (1 tot 3 jarigen)
- Dreumes-peutergroep (1 tot 4 jarigen)
ETEN EN DRINKEN
Naast de noodzakelijkheid van eten en drinken, is dit ook een moment om samen van te genieten. Het is dan ook meestal een plezierig en sociaal gebeuren. Peuters eten en drinken samen aan de tafel en ze leren gesprekken voeren met elkaar en de leidsters. Peuters volgen in principe het dagritme van de groep met eten en drinken. Er is ook aandacht voor het zelfstandig eten en drinken, leren een boterham te smeren en eten met een vorkje. Ze leren ook vaardigheden om bij te dragen aan het groepsgebeuren: samen de tafel dekken, bekers uitdelen, afwassen of opruimen. Erg leuk en spannend is natuurlijk zelf eten maken: koekjes bakken of een fruitsalade maken! Het samen eten en drinken is steeds meer een gezellig gebeuren met liedjes, grapjes en gesprekjes met de andere kinderen en leidsters. Tijdens het eten, een sociaal groepsgebeuren, blijven de peuters aan tafel zitten tot we klaar zijn met eten. Hierbij wordt natuurlijk wel rekening gehouden met de tijd dat de kinderen kunnen blijven zitten. Langzame eters krijgen voldoende tijd, maar dan mag de rest wel van tafel. Als een kind niet of weinig wil eten, kan dat verschillende oorzaken hebben. Misschien heeft hij of zij geen trek of smaakt het voorgezette eten niet lekker / anders dan (thuis) gewend. Soms moeten kinderen wennen aan een ander voedsel of een andere manier van klaarmaken. Er wordt door de groepsleiding gekeken naar de mogelijke oorzaken en overlegd met de ouders als dit zich voor doet. Wij willen niet dat het eten een strijdtoneel wordt, waar kind en leidster uitvechten wie de baas is. Het weigeren van eten is een krachtig wapen voor een kind. Wij willen voorkomen dat het eten een bron van frustratie wordt in plaats van een prettig samen zijn. Vaak wordt geprobeerd bij weigering het eten op een speelse manier anders aan te bieden, het kind opnieuw te richten op het eten in plaats van het weigeren.
NAAR HET TOILET GAAN
Nadat het begin is gemaakt met zindelijk worden, blijft de groepsleiding alert op signalen die het kind aangeeft als het moet plassen en / of poepen. Soms gaan kinderen dit heel duidelijk zelf aangeven, soms zeggen ze eenmalig ‘poepen’ in de hoop dat de leidster dit oppikt, soms geven ze alleen lichamelijke signalen af. In deze fase komt het natuurlijk regelmatig voor dat het kind net te laat op het toilet aankomt met een natte broek als gevolg. De groepsleidsters zullen ook dit soort ongelukjes op een positieve manier benaderen. Er wordt geen nadruk gelegd op de natte broek, en bij het verschonen is een plezierig contact tussen kind en leidster van belang. Het doel van de leidster is dat het kind vrijwillig naar de wc gaat op het moment dat ze aandrang voelen, teveel nadruk leggen op een faalervaring passen daar niet bij. Nadat het kind verschoond is wordt de vuile kleding in een plastic tasje bewaard en meegeven op het einde van de dag. In deze fase is het dus wel van belang dat uw kind voldoende schone kleding mee krijgt.
Wanneer het kind 4 jaar is kan het meestal zelfstandig naar het toilet gaan en zelf met papier de billen schoonmaken. Een hele klus!
SLAPEN
Peuters leren dat bepaalde onprettige gevoelens kunnen betekenen dat ze moe zijn en dat ze zich beter even in een hoekje kunnen terugtrekken. Voor het zover is probeert de leidster deze signalen al op te pikken. Zij stemt met het kind af wanneer het naar bed gaat. Hierbij proberen we het kind wel zoveel mogelijk in een vast ritme te houden. Door bijvoorbeeld even een rustige activiteit te doen, kan het kind wel eerst eten voordat het gaat slapen. Soms is het slaapritme, of de behoefte aan slaap, anders dan in de thuissituatie. Peuters die thuis overdag al de hele dag wakker zijn, hebben soms toch de behoefte even te gaan slapen. Het kind is steeds actiever, doet veel indrukken op en kan daardoor soms behoefte hebben aan even rust. Het kan ook voor komen dat het kind juist minder vaak gaat slapen dan thuis door alle prikkels. De slaaptijden worden steeds genoteerd en besproken bij het ophalen.
Bij peuters worden de kinderen ook steeds meer gestimuleerd het aan en uitkleden bij het gaan slapen zelf te doen.
SAMEN SPELEN
De peuters zie je soms alleen en soms samen met hetzelfde speelgoed spelen. Al spelend ontstaat het spel in de groep; de kinderen reageren op elkaar en zo komen ze tot nieuwe situaties. De rol van de groepsleiding is dan vooral observerend en sturend waar nodig. Zij bieden de veilige basis waardoor kinderen onbekommerd kunnen samenspelen. Soms worden ook situaties gecreëerd om nieuwe vormen van samenspel uit te lokken, het samenspel te verbreden of verdiepen. In het rollenspel worden steeds langere verhalen gespeeld. In het keukentje wordt eten gekookt, anderen dekken de tafel, leidsters worden uitgenodigd om te komen eten, samen wordt de tafel weer opgeruimd. Soms spelen kinderen nog langs elkaar hun eigen spel, soms wordt het al echt samenspel waarbij met elkaar plannen gemaakt worden. Door te zorgen voor een uitdagend aanbod aan materialen voor rollenspel (verkleedkleren, hoeken en voorwerpen) worden rollenspelen uitgelokt. Peuters gaan vaak spontaan een spel beginnen, wat gestimuleerd wordt door de leidsters door mee te spelen. Ook het voorlezen van verhalen door een leidster lokt ‘naspelen’ uit. Soms kan een interactie van een leidster weer een nieuwe impuls aan het spel geven; ze komt even op bezoek en gaat weer weg met de mededeling dat ze nog boodschappen moet doen… de keuken wordt een winkel en een nieuw samenspel ontstaat.
In het samenspel is ook oog voor kwetsbare kinderen; er zijn kinderen die de gangmakers zijn, hun eigen gang willen gaan en teruggetrokken kinderen. De sociale problemen die dat met zich meebrengt worden zowel voor het drukke als teruggetrokken kind op een positieve manier benaderd. Te drukke kinderen worden gestopt zonder dat de leidster zelf boos wordt. Vaak is dit kind zelf ook verward en weet niet goed met de situatie om te gaan. De leidster geeft het kind een time-out, stimuleert positief gedrag en zorgt ervoor de het kind zich weer welkom kan voelen in de groep. Ook het teruggetrokken kind kan rekenen op positieve aandacht, daarbij wordt wel de eigen identiteit van het kind gerespecteerd.
BEWEGEN EN ZINTUIGLIJK WAARNEMEN
Peuters gaan weer verder waar ze als dreumes al aan begonnen zijn: als ze de ruimte en materialen krijgen om te kruipen, lopen, rennen, glijden, springen, klauteren, schommelen, fietsen, proeven, voelen en bekijken gaan ze over het algemeen positief en enthousiast op deze uitdagingen in. Een deel van de ontwikkeling komt dus uit uitdagende materialen en een uitdagende ruimte die weer aangepast zijn op de verder ontwikkelde motoriek en coördinatie. Een ander deel komt uit de interactie met leidsters, de ruimte krijgen om dingen te ontdekken en de kansen krijgen om te oefenen. Leidsters gaan in deze fase vooral in op het creëren van uitdagende situaties, vaak met hetzelfde materiaal. Peuters ontdekken weer nieuwe mogelijkheden en combinaties van materialen en kunnen deze ook steeds beter toepassen in dagelijkse handelingen en spelvormen. Hierbij is natuurlijk wel steeds oog voor gevaarlijke situaties waarin al te avontuurlijke peuters soms kunnen belanden. Zowel voor het binnen als buitenspel zijn materialen beschikbaar die passen bij de ontwikkelingsfase waarin een peuter zich bevindt. Voor de grove motoriek zijn bijvoorbeeld klim en klauter materialen, fietsjes, karretjes, klimtoestellen met een glijbaantje aanwezig. Voor de fijne motoriek zijn spelmaterialen zoals blokken, constructiematerialen, puzzels, klei, verf, scharen en plak aanwezig, maar hier moet ook gedacht worden aan de kansen die we vinden bij de dagelijkse handelingen van de peuter (vasthouden van een beker, boterham smeren, helpen bij aan en uitkleden, naar het toilet gaan, hutten bouwen). We bieden dus ruimte en spelmateriaal aan voor spontane vrij spel activiteiten waar kinderen op een veilige en uitdagende manier zelfstandig mee aan de slag kunnen. We laten het kind doen wat het zelf kan en ondersteunen initiatieven als ze daar hulp bij nodig hebben. De dagelijkse handelingen worden als leer en oefenmoment benut; zelf op een stoel gaan zitten, zelf naar je bedje lopen, boterhammen smeren, enzovoorts. Kinderen worden door de groepsleiding ook uitgedaagd om voor hen onbekende activiteiten te ondernemen, maar nooit gedwongen om iets te doen. Vaak wordt het spel al uitgelokt door voorbeeldgedrag van de leidster, waarna de kinderen het maar al te graag mee doen of met eigen initiatieven komen om het spel uit te breiden.
Ook voor het prikkelen van de zintuigen is bij peuters een scala van activiteiten waar we gebruik van maken. We stimuleren het kind eens iets anders te eten (beleg op de boterham, fruitsoorten, maar ook in spelvorm als proef-spelletje), doen ruik-spelletjes om het ruiken te verkennen (door nieuwe of onbekendere geuren aan te bieden zoals lavendel, kruidnagel of speculaaskruiden) of spelen spelletjes waarbij voelen belangrijk is (blinddoek om en voelen wie er tegenover je zit). Soms biedt zich een situatie in waarin zo’n spel spontaan ontstaat (Een kind wat zegt: “het ruikt hier naar Sinterklaas” als er pepernoten gebakken worden. Ruiken aan een billendoekje roept wellicht weer een andere associatie op). Soms biedt de leidster dit soort activiteit aan in een meer geleide vorm; door een verrekijker aan te bieden en te vragen wat het kind erdoor kan zien. (Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet)
GELUID, MUZIEK, DANS EN BEWEGING
Vanaf ongeveer het derde jaar kunnen kinderen liedjes die de leidster voorzingt nazingen, maar ook zelfstandig hele liedjes zingen die ze ooit geleerd hebben. Bewegingen op de muziek en de liedteksten worden vaak gebruikt om allerlei emoties te benoemen; stampen als een grote olifant, een liedje over een verdrietige clown die zijn ballon kwijt is of Roodkapje die nergens bang voor is (…totdat de wolf er aan komt!) . Ook de cd’s met allerlei (peuter-)liedjes (van K3 tot VOF de Kunst of Bach) bieden vele mogelijkheden voor activiteiten; een dansje, een spelletje of gewoon lekker om even van te genieten en rustig te worden. Naast de nieuwe activiteiten die kunnen dankzij de ontwikkeling op alle gebieden, blijven peuters de activiteiten die ook met baby’s en dreumesen gedaan worden erg leuk vinden. Even lekker wiegen op schoot, kiekeboespelletjes, een nieuw geluidje ontdekken of een wekkertje zoeken wat ergens verstopt ligt. Oude, bekende dingen herhalen zorgen ervoor dat ze de vaardigheden goed kunnen inslijpen. Van baby tot peuter (en ook daarna als kleuter en hopelijk tot volwassene) is muziek, dans en beweging een plezierige, sociale activiteit vele ontwikkelingsdoelen kan combineren. Juist daarom is hier veel aandacht voor in het dagelijkse programma.
BEELDENDE EXPRESSIE
Beeldende expressie is in beginsel een manier van communiceren met je buitenwereld; laten zien wat je denkt, voelt, wil, of om een sfeer op te roepen. Kinderen ontdekken wie ze zelf zijn, ontwikkelen daarbij motorische en zintuiglijke competenties, hebben vaak interactie met andere kinderen of volwassenen en ontwikkelen ook cognitieve competenties zoals kennis van kleur, vormen, materialen, de ruimte waarin ze bewegen.
Bij beeldende expressie komen op een speelse manier dus veel competenties bij elkaar waarbij de uitgangspunten relatie, competentie en autonomie sterk vertegenwoordigd zijn. De leidsters zijn er niet op gericht om de kinderen te helpen bij het realiseren van een eindproduct, het gaat om het plezier in de beweging, de ervaring dat je iets kunt doen of laten zien met je lichaam, je iets mooi kunt maken. De leidsters tonen daarbij vooral vertrouwen en waardering in de mogelijkheden van het kind; ze beoordelen een krastekening niet op wat het niet is; het lijkt (nog) niet op een papa of mama. Ze beoordelen op het plezier van “iets kunnen maken”, de bewegingen maken, het ontdekken van een potlood…
Daarbij nemen de leidsters net zo’n onderzoekende houding aan als het kind; samen beleven ze de verwondering, ze leven zich in in de belevingswereld van het kind. De leidsters maken gebruik van spontane voorvallen en bieden activiteiten aan. Ze laten de kinderen spelenderwijs kennis maken met de wereld om hen heen, zodat hun waarneming en creativiteit worden uitgedaagd en gestimuleerd.
Draaide het in de activiteiten met baby’s en dreumesen nog vooral om de lichamelijke ervaringen die beeldende expressie oproept, zien we bij de peuters dat ze steeds meer koppelingen gaan maken met bedoelingen die ze vooraf hebben. De peuter kan in zijn hoofd een beeld oproepen van wat het wil maken, naspelen of vertellen. De giraf die ze gezien hebben in de dierentuin zit als plaatje in het hoofd; de gele streep met verf op een groot papier heeft echt de betekenis giraf. In de activiteiten gaan de leidsters ook steeds dieper in op de communicatie; welke dieren zag je nog meer, welke vond je grappig, welke eng… in het gesprek kunnen peuters ook de andere beesten gaan verven, en welke kleuren horen daar dan weer bij: allerlei expressieve competenties, maar zeker ook communicatieve en cognitieve. Groepsleidsters zullen steeds goed naar het kind kijken en zich afvragen waar de peuter op dat moment de meeste behoefte aan heeft; wil het vooral bezig zijn met de expressie (het verven) of wil het graag vertellen. Door het kind te volgen en aan te sluiten bij zijn behoefte wordt vooral aan de plezierige beleving gewerkt.
Geleide activiteiten kunnen beginnen met een verhaal wat voorgelezen wordt, dit vormt een inleiding op een thema voor een activiteit; we gaan het over het “groene dingen” hebben. Dat kan een sorteerspelletje worden, of een loopspelletje langs groene dingen, of een groen schilderij. Een liedje kan aanleiding zijn voor vrolijke of droevige bewegingen, een schilderij kan het begin zijn van een spel in de winkelhoek…
NATUUR EN FYSIEKE OMGEVING
Jonge kinderen zijn van nature betrokken bij hun omgeving. Deze betrokkenheid uit zich in op dingen afgaan en opgaan in wat ze beleven. Wat als baby begint met voelen wat direct en per ongeluk in je omgeving aangeraakt kan worden, wordt vervolgd door rollen, kruipen en lopen waardoor het begrip “omgeving” steeds groter wordt. Het verkennen van de omgeving is een belangrijke zaak, en hoewel de leidsters alert zijn op potentiële gevaren stimuleren zij het kind in zijn ontdekkingsdrang. Peuters zijn meer en meer bezig met het ontdekken hoe dingen werken. Ze onderzoeken van alles wat ze tegen komen, proberen daar ook actief iets mee te doen en stellen vragen. Het laten bewegen van blaadjes door te blazen, een paardenbloem “leeg blazen”, bellenblazen met zeepsop, kruipende beestjes volgen (waar gaan ze naar toe?) van zand modder maken door water erbij te doen, spelen met licht en schaduw,. Ze willen weten wat dingen doen, maar zeker ook wat je zélf met dingen kunt doen. Activiteiten in de natuur, tijdens een wandeling of in de buitenspeelruimte, kunnen bijvoorbeeld klauteren uitlokken; een omgevallen boomstam of een balk die ingegraven is biedt mogelijkheden voor tal van activiteiten. Maar denk ook aan de ervaringen zoals op een warme dag tóch even naar buiten als het regent, de regen op je tong voelen, met je handen in de plas… Leidsters zijn steeds gericht op het creëren van situaties voor “spontane” ontdekkingen, maar bieden door het inbrengen van spel en / of materialen ook geleide activiteiten aan. Door variatie in het dagprogramma en gebruik te maken van verschillende ruimtes (groepsruimte, speelhal, slaapkamertje, een wandelingetje in de bolderkar, buiten op de speelplaats, in de zandbak enzovoorts) krijgen de kinderen de ruimte voor het opdoen van allerlei ervaringen. Alles moet ontdekt worden! Als de natuur niet fysiek aanwezig is in de directe omgeving, wordt met activiteiten de natuur naar binnen gehaald; een voeltafel met herfstbladeren, een kleine boomstam tijdelijk in de zandbak om mee te spelen, kleine beestjes zoeken op de speelplaats. Door het stellen van vragen, verwoorden van ervaringen bij de kinderen, en het uitnodigen van kinderen om ontdekkingen te delen met andere kinderen en leidsters wordt het ontdekken van de ruimte en natuur een spannende ontdekkingstocht!
ORDENEN, METEN EN REKENEN
Voor dreumesen en peuters zien we dat er van alles gesorteerd en geteld gaat worden; wat hoort in het winkeltje? Welke doos is te groot? Wie heeft er meer? Kan ik die bak optillen of is die te zwaar? In de zandbak worden alle schepjes verzameld, niet om mee te graven maar om alles bij elkaar te leggen… de peuters willen misschien alleen de rode schepjes. Ook het verschil tussen een grote koek en kleine koek is al snel bekend als je ze zelf laat kiezen. De bewegingsspelletjes of liedjes ondersteunen het tellen van (grote en kleine) stappen, in de handen klappen en (hoog en ver) springen. Door het vaste dagritme ontstaat ordening in tijd (“eerst eten, dan slapen en dan gaan we weer spelen hé?”) . En zo ordenen, meten en rekenen de dreumesen en peuters de hele dag. De leidsters laten naast de spontane ervaringen die kinderen opdoen dreumesen en peuters zich ook heel bewust worden van deze momenten. Door de ontdekkingen samen te delen en belangstelling te tonen voor de rekenactiviteit van het kind krijgt het steeds meer functie en wordt de situatie zinvol. Als het kind wil weten wanneer mama of papa hem op komt halen, kan het dagritme hulp bieden (“We gaan nu eerst spelen, dan fruit eten, nog een verhaal voorlezen en dan komt papa of mama”). Door te vragen naar wie de hoogste toren heeft gaan de peuters vergelijken, door niet zelf een speelgoedje uit de kast te pakken maar te vragen wie er bij kan zoekt de groep het “grootste kind” uit, door zand in een buis in de zandbak te scheppen en te vragen waar het zand is zal de peuter opzoek gaan naar het antwoord, door de schoenen van alle kinderen op 1 hoop in het midden te leggen als we op het springkussen gaan hebben we daarna een leuke sorteer activiteit! Kortom: hele dagelijkse dingen nodigen uit tot het doen van leuke rekenactiviteiten en spelletjes!
COMMUNICATIE EN TAAL
Baby’s, dreumesen en peuters communiceren in twee talen: met hun lichaam en eerst via geluidjes en later het praten. Leidsters spreken ook beide talen en willen begrijpen wat het kind zegt of probeert te zeggen. Door goed te kijken en luisteren naar het kind wordt belangstelling getoond, communicatie is de basis voor het welbevinden van het kind! Het delen van emoties, ervaringen, contact maken, kinderen uitdagen om activiteiten te ondernemen of helpen hun weg te vinden. Leidsters blijven natuurlijk veel taal aanbieden, taalaanbod stimuleert de taalontwikkeling. De peuters zijn hard bezig met het ontdekken van allemaal nieuwe woorden en zinnen. Ook ontdekken ze dat woorden soms meer betekenissen hebben. Woorden die ze al wel begrepen, maar nog niet zelf gebruikte komen er nu als een waterval uit. Soms op de goede manier gebruikt, soms juist niet.
Dat levert vaak leuke of grappige situaties op. De leidster zal altijd de achterliggende boodschap proberen te ontdekken en reageren op wat het kind bedoelt te zeggen. Samen onderzoeken ze woordjes, maar ook begrippen met bijvoorbeeld een emotionele lading. “Donker eng”, “Beetje boos”, “Kees verdrietig, beetje pijn gedaan”. We geven de dreumesen en peuters de ruimte voor eigen taalproductie, stellen als het kan open vragen en proberen het kind te stimuleren zichzelf uit te drukken. Door zelf bewust gebruik te maken van lichaamstaal, mimiek, gebaren of dingen aan te wijzen als ze benoemd worden proberen we de gesproken taal te ondersteunen. Als we merken dat een kind bezig is met een nieuw woord of begrip, proberen we dat regelmatiger terug te laten komen in “toevallige” activiteiten.
Om de kinderen te helpen bij het ontdekken van de taal, worden in grote lijnen 3 methodes door leidsters gehanteerd.
Ze herhaalt wat gezegd is in de goede vorm, vaak met een aanvulling.
Kind: “Ik heb kusje gegeeft mama” Leidster “Wat lief, heb jij een kusje aan mama gegeven?”
Zo weet het kind dat het begrepen is, maar ontdekt ook de structuur van de zin.
Of we vragen na wat het kind bedoelt zonder te vullen wat je nog niet snapt.
Kind: “Mama auto eten halen toet niet” Leidster: “Ging mama met de auto weg?” Kind: “Ja, eten halen toetjes niet” Leidster: “Oh, mama ging met de auto boodschappen doen!” Kind “Mama auto boodschappen gedaan. Toetjes niet!” Leidster: “Hoefde mama geen toetjes te kopen in de winkel?” Kind: “Nee, toetjes thuis koelkast in ist!”
De leidster kan er ook voor kiezen door te praten over het onderwerp en zo de zinnetjes op de juiste manier aan te bieden zonder herhaling. Leidster: “Kom we gaan aan tafel zitten” Kind: “Klimmen zelf doen” Leidster: “Ja, en dan gaan we een boterham eten” Kind: “Pasta opdoen” Leidster: “Ja, jij mag de boterham smeren”
In deze drie zinnen was het taalaanbod steeds in een zelfde zinstructuur. De peuter zal dit op den duur ook overnemen, zonder steeds gecorrigeerd te worden in wat hij zelf inbrengt.
En zo is de taal en communicatie een spel wat de hele dag door gespeeld wordt, verweven in alle activiteiten die we met de kinderen ondernemen en waar mogelijk in de belevingswereld van het kind! Dus niet alleen tijdens het voorlezen van een (prenten-)boek, het zingen van een lied, het opzeggen van een rijmpje, activiteiten die we natuurlijk ook aanbieden!
Vanaf ongeveer 7 maanden gaat uw kind meedraaien met de dagindeling van een dreumesgroep. In tegenstelling tot de babygroep waar het individuele ritme van het kind wordt aangehouden, wordt op de baby / dreumes groep voor de dreumesen met een vaste dagindeling gewerkt. Een leidster heeft de zorg voor de kleinste baby’s, de andere leidster(s) zorgt voor de activiteiten en verzorging van de dreumesen. Voor de allerkleinste wordt het voeding en slaapschema aangehouden zoals ’s morgens met de ouder besproken wordt. Een baby krijgt soms om 5 uur de eerste voeding en een andere dag pas om 7 uur. Naar gelang de baby de eerste voeding heeft gehad wordt de rest van de dag ingepland, zodat de baby het juiste aantal voedingen krijgt. De slaaptijden worden hier ook per kind bekeken. De baby’s krijgen veel aandacht tijdens de voeding en verschoonmomenten. Deze momenten is de leidster helemaal alleen met de baby bezig en deze waardevolle momenten worden dan ook extra gebruikt om een band met de kinderen op te bouwen. Deze gezamenlijke groepsindeling is ervoor om met elkaar dingen te leren; zoals leren wachten op elkaar, met elkaar opruimen, zelfstandig eten en drinken, zelf aan en uit leren kleden, op het potje plassen etc. Gedurende de hele dag worden er geregeld kleine activiteiten ondernomen, zoals beschreven is bij activiteiten baby en dreumesen waarbij gebruik gemaakt wordt van het voorschoolse programma Uk & Puk.
- 07.30
Binnenkomst / ontvangst kinderen. Kinderen kunnen kiezen uit vrij spel en activiteiten die klaargelegd zijn door de groepsleiding. Er is altijd tijd voor de overdrachtsgesprekken met ouders over de kinderen. - 09.30
Fruit eten en limonade drinken. - 10.15
De kinderen worden verschoond en de kleinsten gaan naar bed - 11.15
De kinderen gaan uit bed en gaan spelen. Soms een geleide activiteit, soms vrij spel. De activiteiten zijn naar gelang het weer binnen of buiten. - 11.45
We gaan lunchen met de dreumesen. - 12.30
De kinderen worden verschoond en de grootste gaan naar bed. - 14.30
Tijd om weer uit bed te komen en iets te ondernemen. Ook hier kijken we weer waar de dreumesen behoefte aan hebben. - 15.30
Tijd voor fruit, drinken en koekje. Daarna is het voor de kleinsten tijd om even te gaan slapen. Zij worden voor het slapengaan verschoond. - 16.00
Kinderen die in deze tijd wakker blijven worden nu verschoond. - 18.00
Alle kinderen zijn weer opgehaald, we gaan sluiten.
Bij dreumesen worden de activiteiten steeds aangeboden zolang zij daar belangstelling voor hebben. Dit is aan het begin vaak nog erg kort met veel afwisseling. De activiteiten staan beschreven in het activiteiten programma dreumesen waarbij gebruik gemaakt wordt van het voorschoolse programma Uk & Puk.
- 07.30
Binnenkomst / ontvangst kinderen. Kinderen kunnen kiezen uit vrij spel en activiteiten die klaargelegd zijn door de groepsleiding. Er is altijd tijd voor de overdrachtsgesprekken met ouders over de kinderen. - 09.30
Fruit eten en limonade drinken. - 10.15
De kinderen gaan naar de toilet en / of worden verschoond soms gaat er nog een kind naar bed indien nodig. - 11.00
Soms een geleide activiteit, soms vrij spel. De activiteiten zijn naar gelang het weer binnen of buiten - 11.45
We gaan lunchen met de dreumesen. - 12.30
De kinderen worden verschoond en gaan naar bed. - 14.30
Tijd om weer uit bed te komen en iets te ondernemen. Ook hier kijken we weer waar de dreumesen behoefte aan hebben. - 15.30
Tijd voor fruit, drinken en koekje. - 16.00
De kinderen gaan naar de toilet en / of worden verschoond. - 16.30
Soms een geleide activiteit, soms vrij spel. De activiteiten zijn naar gelang het weer binnen of buiten. - 18.00
Alle kinderen zijn weer opgehaald, we gaan sluiten.
Bij dreumesen worden de activiteiten steeds aangeboden zolang zij daar belangstelling voor hebben. Dit is aan het begin vaak nog erg kort met veel afwisseling. Bij een peuter/ dreumes groep worden al wat meer gestructureerde activiteiten aangeboden, waarbij gebruik gemaakt wordt van het voorschoolse programma Uk & Puk. De activiteiten staan beschreven in het activiteiten programma dreumesen - peuters.
- 07.30
Binnenkomst / ontvangst kinderen. Kinderen kunnen kiezen uit vrij spel en activiteiten die klaargelegd zijn door de groepsleiding. Er is altijd tijd voor de overdrachtsgesprekken met ouders over de kinderen. - 08.30
Kinderen die deelnemen aan het peuterarrangement gaan daar naar toe of starten hiermee in hun eigen groep (zie dagritme Peuterarrangement) - 09.30
Fruit eten en limonade drinken. - 10.15
De kinderen gaan naar de toilet en / of worden verschoond. - 11.00
Soms een geleide activiteit, soms vrij spel. De activiteiten zijn naar gelang het weer binnen of buiten - 11.45
We gaan lunchen. - 12.30
De kinderen gaan naar de toilet en / of worden verschoond en de jongste gaan naar bed. - 14.30
Tijd om weer uit bed te komen en iets te ondernemen. Ook hier kijken we weer waar de kinderen behoefte aan hebben. - 15.30
Tijd voor fruit, drinken en koekje. - 16.00
De kinderen gaan naar de toilet en / of worden verschoond. - 16.30
Soms een geleide activiteit, soms vrij spel. De activiteiten zijn naar gelang het weer binnen of buiten. - 18.00
Alle kinderen zijn weer opgehaald, we gaan sluiten.
De invulling van de peuterochtend wordt geïntegreerd in het dagritme van een peutergroep. Het dagritme van de peuterochtend/ peutergroep is wat meer gestructureerd, maar buiten de aangeboden activiteiten is er ook veel ruimte voor vrij spel, waarbij kinderen o.a. leren samen spelen. In een peutergroep staat de groei naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid centraal, dit alles op een speelse een passende manier voor de kinderen, met ondersteuning van het programma Uk & Puk.
Op alle locaties wordt het peuterarrangement aangeboden in de bestaande peutergroepen, waarbij de kinderen van het peuterarrangement aansluiten bij de peutergroep van de kinderdagopvang. Op een aantal locaties sluiten de kinderen van de peutergroep aan bij het peuterarrangement. Voor deze kinderen loopt het peuterarrangement door tot 15.00 uur.
- 08.30
Binnenkomst/ontvangst Kinderen. Soms doen ouders nog een kleine activiteit met de kinderen samen. - 09.00
Start geleide activiteit, vaak is dit in een kringetje om de dag samen te starten, wat gevolgd wordt door een activiteit die past in het thema. Dit kan met de hele groep of in kleinere groepen zijn. - 10.00
Fruit eten en iets drinken. - 10.30
De kinderen gaan naar het toilet of worden verschoond. - 11.00
Een geleide activiteit. Deze kan binnen of buiten worden uitgevoerd. - 12.00
Kinderen van het peuterarrangement worden opgehaald, peuters van de kinderdagopvang gaan lunchen.
Regelmatig worden er wandelingen gemaakt naar leuke plaatsen in de omgeving die op loopafstand van de betreffende locatie zijn. Dit kan bij voorbeeld een bos, parkje of dierenpark in de buurt zijn. Ook kunnen er vanuit de oudercommissies uitstapjes georganiseerd worden zoals een picknick of activiteiten gekoppeld aan een thema. De politie, brandweer of boswachter… soms komt er bezoek die onze kinderen wat willen leren of gewoon een leuke dag willen bezorgen.
Wat houdt het voorschoolse educatie programma Uk & Puk in?
Een goede start is vaak bepalend voor de toekomst en alle kinderen verdienen een goede start op de basisschool. In de leeftijdsfase 0-6 jaar wordt de basis gelegd voor het verdere leven. Het is belangrijk dat in deze fase elk kind de kans krijgt zich zo goed mogelijk te ontwikkelen. Dit gebeurt in de thuissituatie, op het kinderdagverblijf en op het peuterarrangement. Door al op jonge leeftijd (in de voorschoolse periode) activiteiten aan te bieden, wordt de kans kleiner dat een kind aan de basisschool begint met een eventuele ontwikkelingsachterstand.
Op al onze locaties met kinderdagopvang werken wij met het programma van Uk & Puk. We bieden géén specifieke VVE-plaatsen, wél werken we voor alle kinderen met onze keuzes uit Uk en Puk. Op de peutergroepen, ochtendgroepen en ook op de babygroepen ziet u dat in het programma terug.
Bij dit programma hoort de handpop Puk. Puk is voor dreumesen en peuters een echt speelkameraadje en een allemansvriendje. Puk kan de kinderen veiligheid bieden en kan soms ook de schakel zijn tussen leidster en kind. Het programma biedt de kinderen speelse activiteiten die aansluiten op het dagelijkse leven van de kinderen. Puk maakt dezelfde dingen mee als de kinderen en leeft daarom in een herkenbare wereld. Met behulp van dit programma wordt er met de peuters gewerkt aan zelfstandigheid en zelfredzaamheid behorende bij hun leeftijd, waardoor ze op de basisschool een goede start hebben.
In het programma zitten de volgende ontwikkelingen:
- Ontluikende geletterdheid, taalontwikkeling
- Ontluikende gecijferdheid
- Motorische ontwikkeling
- Sociaal- emotionele ontwikkeling
Gedurende de ochtend worden 2 geleide activiteiten vanuit het thema aangeboden, afgewisseld met vrij spel en/of buitenspel en fruit eten en drinken.
Met Uk & Puk:
- wordt veel aandacht besteed aan taalverwerving
- wordt op een flexibele manier gewerkt: we passen thema’s aan aan de doelgroep en situatie op de kinderdagopvang zonder de doelen uit het oog te verliezen.
Het programma bestaat uit 10 thema’s en wordt opgedeeld in blokken van 6 weken. In elk blok wordt aandacht besteed aan een thema waarin de nadruk ligt op woordenschat (en de uitbreiding daarvan), taalvaardigheden, rekenprikkels, sociaal-emotionele, en motorische vaardigheden. Het programma biedt ruimte om de kinderen ook in het vrij spel te stimuleren in de ontwikkeling, maar ook met geleide activiteiten. Kinderen krijgen de mogelijkheid binnen het programma om op hun eigen ontwikkelingsniveau gestimuleerd/uitgedaagd te worden.
Werken met thema's
De thema’s van Uk & Puk staan in een themaplanning. Bij alle thema’s is aandacht voor de brede ontwikkeling van de kinderen. Kinderen worden gestimuleerd in sociale vaardigheden, de motorische, creatieve en cognitieve ontwikkeling. De jaarplanning dient als leidraad voor het activiteitenaanbod, we kijken steeds of een activiteit meer of minder aandacht nodig heeft en passen onze activiteiten daar op aan. Zo zijn we er zeker van dat alles aan bod komt, maar zijn hier wel flexibel in. De planning wordt steeds in het teamoverleg geëvalueerd en bijgesteld waar nodig.
Activiteiten gericht op taalontwikkeling
We sluiten steeds aan bij de belevingswereld van het kind waarbij taalontwikkeling en stimulering centraal staan. Tijdens vrijspelen stimuleren we dit door samen met de kinderen te spelen en daarbij het handelen en materialen te benoemen. Zo leren kinderen nieuwe woorden en krijgen inzicht in de zinsbouw. Daarnaast wordt voorgelezen en gezongen, stimuleren we de kinderen iets te vertellen in de kring en is er veel herhaling door vaste rituelen en bijbehorende liedjes of versjes. We kijken iedere dag even als vast ritueel naar het weer en de dag van de week. Zo is taal verweven met alle momenten zoals eten, buiten spelen, knutselen e.d. De materialen die bij het thema horen zitten in zelf samengestelde thema-kisten. Denk hierbij aan voorwerpen met een tekst label, wandplaten met afbeeldingen en woorden, teken-/kleurplaten rondom het thema of speelgoed om een themahoek mee in te richten.
Het taalaanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en wordt per kind op een gepast niveau aangeboden. Per thema starten we eenvoudig, waarna de moeilijkheidsgraad langzaam oploopt. Het aanbod verschilt dus per kind omdat we steeds kijken naar het ontwikkelingsniveau. Daar sluiten we bij aan en gaan we net dat stapje verder ontdekken. De pedagogisch medewerker zorgt daarmee dat de activiteiten voor alle kinderen uitdagend, stimulerend en aantrekkelijk zijn. Soms wordt daarbij gekozen met een groepje te werken, soms richt de pedagogisch medewerker zich juist tot 1 kind.
Responsief (taal-)gedrag pedagogisch medewerkers.
De pedagogisch medewerkers kijken steeds goed naar het kind; wat wil, bedoelt of doet de peuter. Ze kijkt daarbij goed naar de signalen die het kind geeft. We noemen dat sensitief. Daarnaast reageert ze positief of die signalen op het niveau wat de peuter begrijpt, dat noemen we responsief. De pedagogisch medewerker heeft een luisterende houding, gaat in op wat het kind vertelt en gaat mee in wat het kind aan initiatieven laat zien. Door met interesse te reageren op wat de peuter bezig houdt voelt deze zich gewaardeerd, begrepen en serieus genomen; door het taalgebruik aan te passen aan het niveau van het kind op een responsieve manier wordt de ontwikkeling verrijkt.
Niveauverschillen tussen kinderen
Hoewel gewerkt wordt met een themaplanning en de methode Uk & Puk gevolgd wordt, is er aandacht voor de verschillen in ontwikkelingsniveau van de kinderen. Ieder kind heeft zo zijn eigen ontwikkelingsbehoefte. De pedagogisch medewerker daagt de kinderen steeds uit om een stapje verder te komen ten opzichte van zichzelf; die stapjes worden genoteerd in het observatie-instrument Pravoo of in de persoonlijke rapportage van het kind. In de thema planning staan de activiteiten voor de grote groep of kleine groepjes, kinderen die extra zorg nodig hebben werken binnen het thema aan hun eigen plan van aanpak.
Samen met ouders
Goede, pedagogisch verantwoorde kinderdagopvang is veel meer dan alleen het opvangen van kinderen op die momenten dat ouders andere bezigheden hebben en daarom hun kinderen toevertrouwen aan de opvang. Wij vinden het belangrijk dat er een goede communicatie tussen ouders en ’t Kasteeltje is. Dat begint bij uitvoerige informatie uitwisseling bij de inschrijving en intake. Wij laten zien waar we voor staan via het beleidsplan en informeren de ouders graag bij een rondleiding en intake-gesprek. Maar we willen ook graag zoveel mogelijk weten over het kind en de thuissituatie om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de wensen en verwachtingen van de ouders. Door een open communicatie willen we reële verwachtingen van de mogelijkheden creëren en zo goed mogelijk aansluiten bij het kind.
Peutervolgsysteem Pravoo
Om in kaart te brengen hoe de cognitieve ontwikkeling van de peuter verloopt, gebruiken we op de kinderdagopvang in de gemeente Sint-Michielsgestel en Vught het peutervolgsysteem van Pravoo. In het kort houdt het Pravoo-peutervolgsysteem in dat elk kind zijn of haar eigen ontwikkelingsboekje heeft met daarin in één oogopslag de gehele ontwikkeling van de peuter vanaf de binnenkomst tot de overgang naar groep 1 van de basisschool.
Het peutervolgsysteem is een gerenommeerd systeem waarmee de ontwikkeling van de peuter goed in kaart gebracht kan worden. Alle pedagogisch medewerkers hebben de cursus Pravoo gedaan om op de juiste wijze met dit instrument om te gaan. De score lijsten bestaan uit 9 hoofdcategorieën: Binnenkomst – Spelen – Werken – Kringactiviteiten - Sociaal-emotioneel gedrag - Taal - Motoriek - Zintuiglijke waarneming – Zelfredzaamheid. Heeft u vragen over het peutervolgsysteem dan kunt u altijd bij ons om nadere informatie vragen.
De observaties worden gedaan als uw kind 2 jaar, 3 jaar en 3 jaar en 10 maanden is. De scorelijst wordt gedurende het verblijf van uw kind door de vaste leidsters van de groep in samenspraak ingevuld.
Samenwerking met de basisschool & warme overdracht
Om een doorgaande lijn te borgen richting de basisschool is er zowel in Vught als in Sint-Michielsgestel regelmatig contact en afspraken over de doorgaande lijn in pedagogisch & educatief handelen, ouderbeleid &oudercontact, ontwikkeling, begeleiding en zorg. Op basisschool de Bolster in Sint-Michielsgestel proberen we de thema’s op elkaar af te stemmen met de dagopvang en gaan we bij elkaar kijken als er iets georganiseerd wordt. Grote evenementen als Sinterklaas, Kerst en andere vieringen doen we daar ook graag samen.
Er vindt op alle scholen een warme overdracht plaats. Dit betekend dat er over ieder kind vanuit de kinderopvang naar de basisschool gaat een gesprek plaats vindt tussen de leidster en/of pedagogisch coach en de interne begeleider en/of onderbouwcoördinator van de school. Het initiatief hiervoor ligt bij de basisschool. De gegevens die we hebben op gedaan middels ons pravoo volgsysteem worden mondeling overgedragen aan de school. Mocht u dit als ouders niet willen dan moet u dit aan de leidsters van de groep doorgeven. Het pravoo observatieformulier wordt door u als ouder aan de basisschool overgedragen.
Wat brengt u mee?
- Voor de eerste keer neemt u het voorstelformulier mee. Hier staat op wat uw kind eet en drinkt en alle bijzonderheden.
- Een recente foto van uw kind met de naam achterop. Deze gaat in een fotolijstje wat in de groep hangt zodat we namen snel leren kennen en kinderen kunnen zien wie er allemaal komen spelen.
Handig overzicht van wat u mee moet brengen naar de kinderdagopvang voor de babygroep:
- Voeding. Borstvoeding of kunstvoeding hoeveelheid afgemeten van wat uw baby nodig heeft. Altijd 1 reserve voeding meegeven. Wilt u op alle voedingsproducten de naam van uw kind zetten?
- Een fles (ook met naam) Een lijstje waarop voedingstijden en hoeveelheden staan genoteerd
- Groente vers of in potje (groente geven we indien nodig tot uw kind 1 jaar is)
- Voor het slapen eventueel een slaapzak, speentje en knuffel als uw kind dat gewend is.
- Jas en tas met naam erin
- Setje reserve kleding (romper, shirt, broek en sokken) Let op de juiste maat en het seizoen.
- Luiers, luierdoekjes en crème alléén meegeven als uw kind overgevoelig is voor ons merk Pampers of Sudocreme.
Voor de peutergroep:
- Voor het slapen eventueel een slaapzak, speentje en knuffel als uw kind dat gewend is.
- Jas en tas met naam erin.
- Setje reserve kleding (onderbroek, hemd, shirt, broek en sokken) Let op de juiste maat en het seizoen.
Wat je eventueel nog mee kunt geven zijn bijvoorbeeld afhankelijk van het weer die dagen: regenlaarzen en regenjas, zonnehoed of pet, zonnebrandcreme als uw kind snel allergisch reageert op andere merken.
Op zelf meegebrachte spullen graag overal de naam van uw kind op zetten (eventueel met sticker) zodat het niet kwijt of door elkaar raakt.
Bij het brengen kunt u de voedingsproducten in de koelkast of keuken plaatsen. De fles, slaapzak, knuffel en speentje kunt u in het mandje van uw kind in de verschoonruimte leggen. De jas en tas kunt u in de garderobe hangen. De maxi-cosi kan eventueel op de plank in de garderobe geplaatst worden. In verband met de beperkte ruimte voor maxi-cosi’s vragen wij u als dat mogelijk is deze weer mee te nemen. Mocht iemand anders uw kind komen halen, en dus de maxi-cosi nodig hebben, kunt u hem op de kinderdagopvang achter laten.